Besluit van 7 juni 2005, houdende wijziging van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (decentralisatie uitvoering verplicht bodemonderzoek en aanwijzing Zwolle als bevoegd gezag)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2005

302

Besluit van 7 juni 2005, houdende wijziging van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (decentralisatie uitvoering verplicht bodemonderzoek en aanwijzing Zwolle als bevoegd gezag)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 maart 2005, nr. MJZ2005022170, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 70, 72 en 88, achtste lid, van de Wet bodembescherming;

De Raad van State gehoord (advies van 8 april 2005, nr. W08.05.0067/V); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 juni 2005, nr. MJZ2005060009, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, wordt «artikel 3» vervangen door: artikel 4a.

B

In artikel 2, tweede lid, wordt «Venlo of Zaanstad» vervangen door: Venlo, Zaanstad of Zwolle.

C

Artikel 3

vervalt.

D

Artikel 4

komt te luiden:

Staatsblad 2005 302 1

Artikel 4
  1. Degene die een inrichting drijft, op een locatie waar op 31 december 1989 een inrichting was gevestigd: a. die blijkens het register van de Kamer van Koophandel op dat tijdstip wat betreft de hoofd- of nevenactiviteit behoorde tot een in de bijlage bedoelde bedrijfsgroep, en b. waarvoor sinds dat tijdstip niet een krachtens artikel 8.40 of 8.44 van de Wet milieubeheer vastgestelde algemene maatregel van bestuur van toepassing was, verricht op aanwijzing van het bevoegd gezag in de inrichting een vooronderzoek en een verkennend onderzoek en legt de onderzoeksresultaten binnen zes maanden na ontvangst van de aanwijzing aan het bevoegde gezag over. 2. Voor zover nodig in afwijking van het eerste lid, onder b, geldt de in het eerste lid bedoelde verplichting in ieder geval ten aanzien van een inrichting waarop het Besluit herstelinrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer, het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer of het Besluit chemische wasserijen milieubeheer van toepassing was. 3. Het bevoegd gezag doet de in het eerste lid genoemde aanwijzing slechts, indien binnen een jaar na verzending van een uitnodiging als bedoeld in artikel 4a, derde lid, onder b, geen resultaten van het in dat artikel bedoelde onderzoek zijn ontvangen. 4. Gedeputeerde staten informeren burgemeester en wethouders van de gemeente waar de inrichting geheel of grotendeels is gelegen, over de in het eerste lid genoemde aanwijzing en over de resultaten van het verrichte onderzoek. 5. Het eerste lid is niet van toepassing indien: a. in het kader van een BSB-aktie een verkennend onderzoek, oriënterend onderzoek of nader onderzoek is verricht en de resultaten daarvan zijn overgelegd aan de in artikel 4a bedoelde instantie of aan het bevoegd gezag indien geen aanwijzing als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, is gedaan; b. in het kader van de Interimwet bodemsanering of van § 3 van hoofdstuk IV van de Wet bodembescherming bodemonderzoek is verricht, of c. in het kader van het werkprogramma tankstations een bodemonderzoek als omschreven in de handleiding bodemsanering tankstations (bijlage VI van dat werkprogramma) is verricht.

E

Artikel 4

a komt te luiden:

Artikel 4

a.

  1. Het bevoegd gezag kan een of meer instanties aanwijzen, die belast zijn met het uitvoeren van een BSB-aktie met het oog op een onderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onder a. 2. Indien het bevoegd gezag geen aanwijzing heeft gedaan als bedoeld in het eerste lid, is het bevoegd gezag zelf belast met het uitvoeren van een BSB-aktie. 3. Een BSB-aktie omvat ten minste: a. het inventariseren van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen waar activiteiten plaatsvinden of hebben plaatsgevonden waardoor de bodem kan worden of zijn verontreinigd of aangetast; b. het per bedrijfsterrein aangeven met welke prioriteit een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem noodzakelijk is, en het uitnodigen van de betreffende bedrijven tot het verrichten van dit onderzoek, en c. het registreren van de resultaten van de onder b bedoelde bodemonderzoeken.

    Staatsblad 2005 302 2

    Het advies van de Raad van State...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT