Besluit van 3 oktober 2005, houdende regels met betrekking tot de subsidiëring ten behoeve van de bouw van woningen in stedelijke regio's gedurende de periode 1 januari 2005 - 31 december 2009 (Besluit locatiegebonden subsidies 2005), en tot wijziging van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 (vervallen legesvrijdom voor toegelaten instellingen)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2005

498

Besluit van 3 oktober 2005, houdende regels met betrekking tot de subsidiëring ten behoeve van de bouw van woningen in stedelijke regio's gedurende de periode 1 januari 2005 - 31 december 2009 (Besluit locatiegebonden subsidies 2005), en tot wijziging van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 (vervallen legesvrijdom voor toegelaten instellingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 juni 2005, nr. MJZ2005127310, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 81, tweede lid, en 88 van de Woningwet; De Raad van State gehoord (advies van 1 september 2005, nr. W08.05.0277/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 september 2005, nr. MJZ2005182515, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Artículos 1 y 2
Artikel 1

1. In dit besluit wordt verstaan onder: a. rechtstreekse regio: regio genoemd in bijlage 2, tabel A, kolom 1; b. niet-rechtstreekse regio: regio genoemd in bijlage 2, tabel B, kolom 2; c. tijdvak: periode die begint op 1 januari 2005 en eindigt op 31 december 2009; d. convenant woningbouwafspraken: convenant waarin afspraken zijn opgenomen tussen Onze Minister, een rechtstreekse regio en de provincie waarin het grondgebied van die rechtstreekse regio is gelegen, respectievelijk tussen Onze Minister en een provincie, omtrent de realisatie en subsidiëring van de bouw van woningen op het gebied van die rechtstreekse regio, respectievelijk op het gebied van de in die provincie gelegen niet-rechtstreekse regio's; e. toevoeging aan de woningvoorraad: elke door nieuwbouw en door toevoeging anderszins gerealiseerde en gereedgemelde woning;

Staatsblad 2005 498 1

f. eigenbouw: hetgeen het Centraal bureau voor de statistiek in de door dat bureau opgestelde woningstatistieken verstaat onder: andere particuliere opdrachtgevers; g. drempelpercentage: percentage van de toevoegingen aan de woningvoorraad in enig kalenderjaar, dat wordt gebruikt voor de berekening van het drempelaantal; h. drempelaantal: het gedeelte van het aantal door eigenbouw aan de woningvoorraad toegevoegde woningen waarvoor geen subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, of artikel 15, eerste lid, wordt verleend; i. subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaalde periode ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens dit besluit; j. centrumgemeente: als zodanig in bijlage 1 bij dit besluit aangemerkte gemeente; k. ontvanger: rechtstreekse regio of provincie waaraan subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verleend; l. woningtekort: het in procenten uitgedrukte tekort aan woningen; m. PRIMOS 2003: Prognose-, Informatie- en Monitoringsysteem 2003, ABF Research, Delft, november 2003. 2. De gegevens omtrent de gerealiseerde aantallen eigenbouw en de gerealiseerde toevoegingen aan de woningvoorraad worden ontleend aan de door het Centraal bureau voor de statistiek opgestelde woningstatistieken.

Artikel 2

1. Onze Minister kan een rechtstreekse regio of een provincie waarmee hij een convenant woningbouwafspraken heeft gesloten subsidie verlenen ten behoeve van: a. toevoegingen aan de woningvoorraad, en b. het realiseren van eigenbouw. 2. Een provincie besteedt de haar ingevolge het eerste lid verleende subsidie uitsluitend aan het verlenen van subsidie aan de in die provincie gelegen niet-rechtstreekse regio's, of aan de in bijlage 1 bij dit besluit onder die regio's genoemde gemeenten, en verleent die subsidie slechts ten behoeve van de doeleinden, genoemd in het eerste lid, onder a en b. 3. Een regio besteedt de haar ingevolge het eerste of tweede lid verleende subsidie uitsluitend aan het verlenen van subsidie aan de in bijlage 1 bij dit besluit onder die regio genoemde gemeenten, en verleent die subsidie slechts ten behoeve van de doeleinden, genoemd in het eerste lid, onder a en b. 4. De bijlagen 1 en 2 bij dit besluit, alsmede het in bijlage 4, onder 3, tweede volzin, bij dit besluit, genoemde percentage, kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd. 5. Onze Minister berekent, uitgaande van de bestuurlijke indeling per 1 januari 2004, op basis van PRIMOS 2003, per rechtstreekse regio en provincie, alsmede voor de rechtstreekse regio's en provincies gezamenlijk, het aantal in het tijdvak aan de woningvoorraad toe te voegen woningen dat nodig is om het op voet van PRIMOS 2003 berekende woningtekort per 1 januari 2010 te verminderen tot een woningtekort dat ligt op een door Onze Minister per rechtstreekse regio en provincie, alsmede voor de rechtstreekse regio's en provincies gezamenlijk, te bepalen niveau.

Staatsblad 2005 498 2

HOOFDSTUK 2 HET CONVENANT WONINGBOUWAFSPRAKEN Artículos 3 y 4
Artikel 3

Een convenant woningbouwafspraken vermeldt in elk geval: a. het tijdvak; b. het aantal toevoegingen aan de woningvoorraad gedurende het tijdvak; c. het drempelpercentage; d. de planning van het aantal toevoegingen aan de woningvoorraad in ieder afzonderlijk kalenderjaar van het tijdvak; e. het aantal woningen dat aan de woningvoorraad toegevoegd had moeten zijn op voet van een uitvoeringscontract of ontwikkelingscontract als bedoeld in artikel 5, respectievelijk artikel 6a, van het Besluit locatiegebonden subsidies, maar niet is toegevoegd en alsnog in het tijdvak dient te worden toegevoegd; f. de wijze waarop het convenant kan worden gewijzigd indien omstandigheden een dergelijke wijziging noodzakelijk maken; g. het subsidiebedrag dat het Rijk beschikbaar heeft voor de afgesproken toevoegingen aan de woningvoorraad gedurende het tijdvak, en h. het per 1 januari 2010 na te streven woningtekort, bedoeld in artikel 2, vijfde lid.

Artikel 4

1. Een convenant woningbouwafspraken met een rechtstreekse regio wordt in elk geval ondertekend door of namens: a. het dagelijks bestuur van die regio; b. gedeputeerde staten van de provincie waarin die regio is gelegen; c. burgemeester en wethouders van de in die regio gelegen centrumgemeenten, en d. Onze Minister. 2. Een convenant woningbouwafspraken met een provincie wordt in elk geval ondertekend door of namens: a. gedeputeerde staten van die provincie; b. burgemeester en wethouders van de in de betrokken regio's gelegen

centrumgemeenten, en c. Onze Minister.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEPLAFONDS Artículo 5
Artikel 5

1. Het plafond voor de subsidies ten behoeve van toevoegingen aan de woningvoorraad gedurende de jaren 2005 tot en met 2010 bedraagt € 607 miljoen. 2. Het plafond voor de subsidies ten behoeve van het realiseren van eigenbouw gedurende de jaren 2005 tot en met 2010 bedraagt € 42,5 miljoen. 3. Het plafond voor de subsidies ten behoeve van toevoegingen aan de woningvoorraad per rechtstreekse regio gedurende het tijdvak, is het bedrag, genoemd in bijlage 2, tabel A, kolom 2, bij dit besluit. 4. Het plafond voor de subsidies ten behoeve van toevoegingen aan de woningvoorraad per provincie gedurende het tijdvak, is het bedrag, genoemd in bijlage 2, tabel B, kolom 3, bij dit besluit.

Staatsblad 2005 498 3

HOOFDSTUK 4 DE SUBSIDIE TEN BEHOEVE VAN HET REALISEREN VAN EIGENBOUW Artículos 6 y 7
Artikel 6

1. Na afloop van elk kalenderjaar van het tijdvak waarin het aantal woningen dat op het grondgebied van een ontvanger door eigenbouw is toegevoegd aan de woningvoorraad hoger is dan het drempelaantal, verleent Onze Minister een subsidie van € 1.600,- vermenigvuldigd met het aantal door eigenbouw aan de woningvoorraad toegevoegde woningen dat uitstijgt boven het drempelaantal, zolang en voorzover de beschikbare middelen, bedoeld in artikel 5, tweede lid, dat toelaten. 2. De subsidies, bedoeld in het eerste lid, worden verleend in volgorde van de datum van gereedmelding van het betreffende kalenderjaar, welke datum wordt ontleend aan de door het Centraal bureau voor de statistiek terzake opgestelde woningstatistieken. 3. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend en als voorschot betaald binnen twee maanden na de datum waarop de woningstatistieken, bedoeld in het tweede lid, zijn bekendgemaakt. 4. Van de termijn, genoemd in het derde lid, kan worden afgeweken indien rijksbudgettaire omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 7

1. De subsidie ten behoeve van het realiseren van eigenbouw over het tijdvak wordt vastgesteld binnen zes maanden na ontvangst van het eindrapport, bedoeld in artikel 16, eerste lid, en de accountantsverklaring, bedoeld in het derde lid van dat artikel. 2. Het bedrag van de subsidie over het tijdvak wordt vastgesteld op het bedrag van de som van de per kalenderjaar verleende subsidies met betrekking tot het tijdvak. 3. In afwijking van het tweede lid kan de subsidie lager worden vastgesteld indien: a. de subsidie niet of niet geheel is besteed aan het doel waarvoor zij is verleend; b. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden; c. de ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT