Besluit van 29 maart 2001 tot wijziging van het Besluit financiën regionale politiekorpsen en het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen in verband met de wijziging van de Politiewet 1993 houdende de concentratie van de beheersbevoegdheden op rijksniveau met betrekking tot de regionale politiekorpsen bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de regeling van enkele andere onderwerpen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2001

184

Besluit van 29 maart 2001 tot wijziging van het Besluit financiën regionale politiekorpsen en het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen in verband met de wijziging van de Politiewet 1993 houdende de concentratie van de beheersbevoegdheden op rijksniveau met betrekking tot de regionale politiekorpsen bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de regeling van enkele andere onderwerpen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 november 2000, nr. EA2000/U96063, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Gelet op de artikelen 44, derde lid, en 45, derde lid, van de Politiewet 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 26 januari 2001, No. W04.00.533/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 maart 2001, nr. EA2001/54100, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit financiën regionale politiekorpsen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. In het tweede en zesde lid vervalt telkens de zinsnede in «overeen-stemming met Onze Minister van Justitie».

  2. In het negende lid vervalt de tweede volzin.

Staatsblad 2001 184 1

B

C

Artikel 4

komt als volgt te luiden:

Artikel 4
  1. Op aanvraag van het regionale college kan Onze Minister een aanvullende bijdrage verlenen, indien in het jaar waarvoor de algemene bijdrage voorlopig is vastgesteld en in een of meer daaropvolgende jaren een begrotingstekort wordt verwacht voor zoveel groter dan een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van de voor het eerstbedoelde jaar voorlopig vastgestelde algemene bijdrage vermeerderd met de bijzondere bijdrage. De aanvullende bijdrage wordt voor ten hoogste vier achtereenvolgende jaren verleend en wordt jaarlijks door Onze Minister aangepast aan het voor dat jaar verwachte begrotingstekort. 2. De aanvraag wordt door de korpsbeheerder namens het regionale college bij Onze Minister ingediend voor het begin van het jaar waarvoor de aanvullende bijdrage wordt aangevraagd. Onze Minister beslist omtrent de aanvraag binnen een half jaar na indiening daarvan. Indien de beschikking niet binnen dat half jaar kan worden gegeven, stelt Onze Minister de korpsbeheerder daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Deze termijn is niet langer dan drie maanden. 3. Onze Minister kan aan een regio waaraan een aanvullende bijdrage wordt verleend, bijzondere voorschriften geven met betrekking tot het door die regio te voeren financiële beleid. Deze voorschriften zijn van toepassing op het begrotingsjaar of de begrotingsjaren waarvoor de bijdrage wordt verleend. 4. Onverminderd artikel 7 kan Onze Minister de aanvullende bijdrage verminderen, intrekken, dan wel geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien: a. de financiële positie van de regio zodanig wijzigt, dat daarmee niet langer aan de in het eerste lid, eerste volzin, bedoelde voorwaarde wordt voldaan, b. de door of namens het regionale college ten behoeve van de aanvraag verstrekte informatie onjuist of onvolledig blijkt te zijn en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid, of c. de regio in strijd handelt met de voorschriften, bedoeld in het derde lid. 5. Onze Minister kan de in het eerste lid, eerste volzin, bedoelde voorwaarde geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, voor zover toepassing zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

    D

    In artikel 5, tweede lid, vervalt de tweede volzin.

    E

    In artikel 9 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  2. Het tweede en derde lid vervallen.

  3. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

    Staatsblad 2001 184 2

    In artikel 3, eerste lid, vervalt de tweede volzin.

    F

Artikel 10

vervalt.

ARTIKEL II

Het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. In het eerste en tweede lid wordt de zinsnede «Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie stellen» telkens vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt.

  2. In het derde lid wordt de zinsnede «Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie» geven regels» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geeft regels.

B

In artikel 8, derde lid, wordt de zinsnede «stellen Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie» vervangen door: stelt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

C

In artikel 12, eerste lid, wordt de zinsnede «Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

D

In artikel 13, eerste lid, wordt de zinsnede «Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

E

In artikel 16, tiende lid, wordt de zinsnede «Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

F

Artikel 19

derde lid, komt als volgt te luiden: 3. De regels, bedoeld in het tweede lid, voorzien in de aanwijzing van een of meer accountants, belast met het in artikel 14, vierde lid, bedoelde onderzoek, alsmede voorzien zij in een financieringsstatuut, waarin in ieder geval regels zijn opgenomen ten aanzien van: a. de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie; b. de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, waaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT