Besluit van 17 december 2002, houdende vaststelling van het Besluit fiscale eenheid 2003

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2002

646

Besluit van 17 december 2002, houdende vaststelling van het Besluit fiscale eenheid 2003

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 7 oktober 2002, WDB2002/563M;

Gelet op artikel 15, vierde en tiende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

De Raad van State gehoord (advies van 30 oktober 2002, No. W06.02 0446/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 13 december 2002, WDB2002/827;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Algemeen en definities
  1. Dit besluit geeft uitvoering aan artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. 2. In dit besluit wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969; b. fiscale eenheid: fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet; c. moedermaatschappij of dochtermaatschappij: moedermaatschappij of dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet; d. maatschappij, voegingstijdstip of ontvoegingstijdstip: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 15aa, eerste lid, van de wet, met dien verstande dat een buitenlandse belastingplichtige slechts als maatschappij wordt aangemerkt voorzover deze op grond van artikel 15, vierde lid, tweede volzin, van de wet deel uitmaakt van een fiscale eenheid.

Artikel 2 Plafond van ontbrekende aandelen

Indien een dochtermaatschappij verschillende soorten aandelen heeft, moet de moedermaatschappij de juridische en economische eigendom bezitten van ten minste 95 percent van elke soort aandelen in het nominaal gestorte kapitaal.

Staatsblad 2002 646 1

Artikel 3 Niet naar Nederlands recht opgerichte lichamen vergelijkbaar met naar Nederlands recht opgerichte lichamen
  1. Voor de toepassing van artikel 15, derde lid, onderdeel d en e, en vierde lid, tweede volzin, van de wet wordt een niet naar Nederlands recht opgericht lichaam als naar aard en inrichting vergelijkbaar met een naar Nederlands recht opgerichte naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid beschouwd, indien: a. het lichaam is aan te merken als een lichaam met een geheel, in gelijke of evenredige delen, in aandelen verdeeld kapitaal; b. het lichaam in het land van oprichting als subject onderworpen is aan een belasting naar de winst; c. de door het lichaam behaalde winst niet rechtstreeks aan de kapitaalverschaffers is toe te rekenen, doch hen slechts kan toekomen via een uitdelingsbesluit van het daartoe bevoegde orgaan van het lichaam; d. de kapitaalverschaffers niet verder aansprakelijk zijn dan tot het bedrag dat op hun aandelen in het lichaam is gestort, en e. alle kapitaalverschaffers in beginsel stemrecht hebben overeenkomstig hun aandeel in het kapitaal van het lichaam. 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gegeven of een niet naar Nederlands recht opgericht lichaam naar aard en inrichting verge-lijkbaar is met een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij.

Artikel 4 Levering juridische eigendom niet gelijktijdig met die van de economische eigendom van aandelen in een lichaam

Overgang economische eigendom kort na aanvang boekjaar.

  1. Indien het tijdstip van de verkrijging van de economische eigendom van aandelen in een lichaam is gelegen voor dat van de levering van de juridische eigendom en tussen die tijdstippen niet meer dan vijf werkdagen zijn gelegen, wordt de verkrijging van de juridische eigendom geacht tot stand te zijn gekomen gelijktijdig met die van de economische eigendom, tenzij aannemelijk is dat door partijen niet is beoogd om de juridische levering onverwijld te doen geschieden na de overgang van de economische eigendom. Indien door omstandigheden die zijn gelegen buiten de invloedsfeer van partijen de in de eerste volzin bedoelde termijn van vijf werkdagen niet haalbaar is, wordt op verzoek deze termijn verlengd, doch ten hoogste tot drie maanden. 2. Indien de overeenkomst tot overdracht van de economische eigendom van aandelen in een lichaam dat deel uitmaakt van een fiscale eenheid wordt gesloten op de eerste werkdag na de aanvang van het boekjaar van dat lichaam en op die datum ook de economische eigendom overgaat, wordt de economische eigendom geacht reeds te zijn overgegaan bij de aanvang van dat boekjaar.

Artikel 5 Moedermaatschappij opgericht bij aangaan fiscale eenheid; door fiscale eenheid in de loop van een boekjaar opgerichte dochtermaatschappij; boekjaar te voegen dochtermaatschappij valt statutair nog niet samen met boekjaar moedermaatschappij
  1. Indien het boekjaar van een met ingang van haar oprichting als moedermaatschappij te voegen lichaam, met uitzondering van het eerste boekjaar, statutair samenvalt met dat van de te voegen dochtermaatschappij, wordt geacht te zijn voldaan aan het vereiste van artikel 15, derde lid, onderdeel a, van de wet, mits het eerste boekjaar van de moedermaatschappij statutair eindigt en zij dit boekjaar afsluit op hetzelfde tijdstip als waarop de te voegen dochtermaatschappij het op het voegingstijdstip lopende boekjaar afsluit. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien het voegingstijdstip van de dochtermaat-

Staatsblad 2002 646 2

schappij niet samenvalt met de oprichtingsdatum van de moedermaatschappij, maar nog wel valt in het eerste boekjaar van de moedermaatschappij. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder dochtermaatschappij ook verstaan een bestaande fiscale eenheid. 3. Indien het boekjaar van een met ingang van haar oprichting als dochtermaatschappij te voegen lichaam, met uitzondering van het eerste boekjaar, statutair samenvalt met dat van de moedermaatschappij, wordt geacht te zijn voldaan aan het vereiste van artikel 15, derde lid, onderdeel a, van de wet, mits die dochtermaatschappij haar eerste boekjaar afsluit op hetzelfde tijdstip als waarop de moedermaatschappij het op het voegingstijdstip lopende boekjaar afsluit. 4. Voor de toepassing van artikel 15ae, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet wordt de aan een in het eerste lid bedoelde dochtermaatschappij toe te rekenen winst van de fiscale eenheid aangemerkt als winst van de maatschappijen die deze dochter hebben opgericht, naar rato van hun kapitaalinbreng. 5. Indien op het voegingstijdstip het boekjaar van een reeds bestaande dochtermaatschappij statutair nog niet, maar feitelijk reeds wel samenvalt met dat van de moedermaatschappij, wordt geacht te zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT