Wet van 20 december 1996 tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (belastingplan 1997)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1996

654

Wet van 20 december 1996 tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (belastingplan 1997)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van het belastingplan 1997 de werkgelegenheid te bevorderen, het inkomens-, energie-, cultuur- en verkeers- en vervoersbeleid te ondersteunen, de tabaksaccijns te verhogen en het niveau van het huurwaardeforfait vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de inkomstenbelasting 19641 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In artikel 10 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. Na het achtste lid wordt, onder vernummering van het negende lid in tiende lid, ingevoegd: 9. Onverminderd het bepaalde in het zevende lid, kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat met betrekking tot bedrijfsmiddelen als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, de willekeurige afschrijving slechts van toepassing is indien op een daartoe door de belastingplichtige gedaan schriftelijk verzoek door Onze Minister van Economische Zaken is verklaard dat sprake is van bedrijfsmiddelen als bedoeld in dat onderdeel. Bij die regeling kunnen tevens nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verklaring.

    2. Na het in tiende lid vernummerde negende lid wordt toegevoegd: 11. Tegen de in het negende lid bedoelde verklaring staat beroep open bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen de belanghebbende en Onze Minister van Economische Zaken beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van het negende lid met betrekking tot het begrip «bedrijfsmiddelen». Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige

    Staatsblad 1996 654 1

    toepassing, waarbij het College van Beroep voor het bedrijfsleven de plaats inneemt van een gerechtshof.

  2. In artikel 11 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. Het eerste lid wordt vervangen door: 1. Ingeval in een kalenderjaar: a. voor een bedrag van meer dan f 3600 doch niet meer dan f 534 000 in bedrijfsmiddelen wordt gei¨nvesteerd, wordt op verzoek bij de aangifte van de belastingplichtige een in het tweede lid, onderdeel a, aangewezen percentage van het investeringsbedrag ten laste gebracht van de winst over dat jaar (investeringsaftrek); b. in een onderneming die de belastingplichtige voor eigen rekening feitelijk drijft voor een bedrag van meer dan f 3600 wordt gei¨nvesteerd in niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen met betrekking waartoe op een door de belastingplichtige gedaan verzoek door Onze Minister van Economische Zaken is verklaard dat sprake is van investeringen die door Onze Minister van Financiën in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij ministeriële regeling zijn aangewezen als investeringen die in het belang zijn van een doelmatig gebruik van energie (energie-investeringen), wordt - onverminderd de toepassing van onderdeel a - op verzoek bij de aangifte van de belastingplichtige een in het tweede lid, onderdeel b, aangewezen percentage van het bedrag aan energie-investeringen ten laste gebracht van de winst over dat jaar (energie-investeringsaftrek). Voor de toepassing van de vorige volzin wordt van het bedrag aan energie-investeringen ten hoogste f 50 000 000 in aanmerking genomen.

      Ingeval bij het einde van het jaar het bedrijfsmiddel nog niet in gebruik is genomen en de investeringsaftrek of energie-investeringsaftrek zou, dan wel beide aftrekken tezamen zouden uitgaan boven hetgeen bij het einde van dat jaar ter zake van de investering is betaald, wordt in afwijking in zoverre van de eerste volzin het meerdere in aanmerking genomen in de volgende jaren en wel naar gelang tot het bedrag van dit meerdere betalingen plaatsvinden, doch niet later dan in het jaar waarin het bedrijfsmiddel in gebruik wordt genomen. In geval van het staken van een onderneming, alsmede in het in artikel 16 bedoelde geval worden, in afwijking in zoverre van de vorige volzin, de investeringsaftrek en energie-investeringsaftrek voor het geheel in aanmerking genomen in het jaar van staking, onderscheidenlijk in het in artikel 16 bedoelde jaar. Onder investeren wordt verstaan het aangaan van verplichtingen ter zake van de aanschaffing of de verbetering van een bedrijfsmiddel, zomede het maken van voortbrengingskosten te dier zake, voor zover die verplichtingen en kosten op de belastingplichtige drukken.

    2. Het tweede lid wordt vervangen door: 2. Bij: a. een investeringsbedrag in een kalenderjaar van:

      meer dan doch niet meer dan bedraagt de investeringsaftrek

      f 3 600 f 61 000 24%

      61 000 120 000 21% 120 000 179 000 19% 179 000 238 000 16% 238 000 297 000 13% 297 000 356 000 11% 356 000 416 000 8% 416 000 475 000 5% 475 000 534 000 3%

      Staatsblad 1996 654 2

      1. een bedrag aan energie-investeringen in een kalenderjaar van:

      meer dan doch niet meer dan bedraagt de energieinvesteringsaftrek

      f 3 600 f 61 000 52,0%

      61 000 120 000 50,5% 120 000 179 000 49,0% 179 000 238 000 47,5% 238 000 297 000 46,0% 297 000 356 000 44,5% 356 000 416 000 43,0% 416 000 475 000 41,5% 475 000 - 40,0%

    3. In het vijfde lid vervalt onderdeel b. De onderdelen c tot en met i worden geletterd b tot en met h.

    4. Na het vijfde lid wordt, onder vernummering van het zesde tot en met negende lid in onderscheidenlijk zevende tot en met tiende lid, ingevoegd: 6. Tot de bedrijfsmiddelen worden voorts niet gerekend: a. voor de toepassing van het eerste lid, eerste volzin, onderdeel a: bedrijfsmiddelen welke zijn bestemd om - direct of indirect - hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden; b. voor de toepassing van het eerste lid, eerste volzin, onderdeel b: bedrijfsmiddelen welke zijn bestemd om - direct of indirect - hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan:

      1. niet in Nederland wonende natuurlijke personen of gevestigde lichamen;

      2. natuurlijke personen of lichamen voor het drijven van een onderneming of een gedeelte van een onderneming, op de winst waarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is.

    5. In het in zevende lid vernummerde zesde lid wordt «vijfde lid» vervangen door: vijfde of zesde lid.

    6. In het in negende lid vernummerde achtste lid wordt «vijfde lid, onderdeel c, onder 2°, en het zevende lid» vervangen door: vijfde lid, onderdeel b, onder 2°, het zesde lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, en het achtste lid.

    7. In het in tiende lid vernummerde negende lid wordt «vijfde lid, onderdeel c, onder 2°» vervangen door: vijfde lid, onderdeel b, onder 2°.

    8. Na het in tiende lid vernummerde negende lid wordt toegevoegd: 11. Het eerste lid, eerste volzin, onderdeel b, is slechts van toepassing indien de energie-investering is aangemeld bij Onze Minister binnen een door hem te stellen termijn. 12. Bij ministeriële regeling kunnen: a. in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken - zo nodig afwijkende - regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel b, bedoelde verklaring; b. regels worden gesteld met betrekking tot het elfde lid. 13. Tegen de in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel b, bedoelde verklaring staat beroep open bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Artikel 10, elfde lid, tweede en derde volzin, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de begrippen «investeren» en «bedrijfsmiddelen».

  3. In artikel 11a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    Staatsblad 1996 654 3

    1. In het eerste lid wordt «investeringsaftrek» telkens vervangen door: investeringsaftrek of energie-investeringsaftrek.

    2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 11, vijfde lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 11, zesde lid.

    3. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «artikel 11, vijfde lid, onderdeel c, onder 2°» vervangen door: artikel 11, vijfde lid, onderdeel b, onder 2°.

  4. In artikel 11b wordt «investeringsaftrek» vervangen door: investeringsaftrek, de energie-investeringsaftrek.

  5. In artikel 37, eerste lid, onderdeel a, wordt «8 percent» vervangen door: 10 percent. Voorts wordt in dat onderdeel het laatstopgenomen bedrag vervangen door: f 2598.

  6. In artikel 42a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. In het eerste lid wordt «gesteld op P1 percent van de waarde van de woning in het economische verkeer doch ten hoogste op f 16 800, met dien verstande dat bij een waarde van de woning in het economische verkeer tot f 25 000 de huurwaarde wordt gesteld op nihil en bij een waarde van de woning in het economische verkeer van f 25 000 tot f 50 000 en van f 50 000 tot f 100 000 onderscheidenlijk op P2 percent en P3 percent van de waarde van de woning in het economische verkeer,» vervangen door: gesteld op 1,25 percent van de waarde van de woning in het economische verkeer doch ten hoogste op f 16 800, met dien verstande dat bij een waarde van de woning in het economische verkeer van niet meer dan f 25 000 de huurwaarde wordt gesteld op nihil en bij een waarde van de woning in het economische verkeer van meer dan f 25 000 doch niet meer dan f 50 000, van meer dan f 50 000 doch niet meer dan f 100 000 en van meer dan f 100 000 doch niet meer dan f 150 000 onderscheidenlijk...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT