Besluit van 7 november 2001 tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering en enige andere besluiten in verband met het flexibiliseren van de aanspraken op zorg voor lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten en enkele andere wijzigingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2001

543

Besluit van 7 november 2001 tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering en enige andere besluiten in verband met het flexibiliseren van de aanspraken op zorg voor lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten en enkele andere wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 september 2001, Z/VU-2216113;

Gelet op de artikelen 6 en 16 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

De Raad van State gehoord (advies van 2 november 2001, no. W13.01.0496/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 november 2001, Z/VU-2229724;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, wordt «9 tot en met 16» vervangen door: 9, 11 tot en met 16.

B

In artikel 3, eerste lid, aanhef, wordt «10» vervangen door: 11.

C

De artikelen 11, 12 en 13 komen te luiden:

Staatsblad 2001 543 1

Artikel 11
  1. Zorg te verlenen door Het Dorp van de Stichting Exploitatie Het Dorp te Arnhem omvat verzorging, verpleging, begeleiding of behandeling in verband met een ernstige lichamelijke handicap, al dan niet gepaard gaande met verblijf gedurende het etmaal. 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder aanspraak bestaat op de zorg, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 12
  1. Zorg te verlenen door een gezinsvervangend tehuis voor lichamelijk gehandicapten omvat begeleiding of verzorging gericht op bevordering van de integratie van de lichamelijk gehandicapte in de samenleving, al dan niet gepaard gaande met verblijf gedurende het etmaal. 2. Op het verblijf, bedoeld in het eerste lid, bestaat aanspraak indien de verzekerde: a. gedurende ten minste vier dagdelen per week buiten het gezinsvervangend tehuis betaalde of onbetaalde arbeid verricht, een dagopleiding volgt of een dagverblijf voor gehandicapten bezoekt; b. door oorzaken buiten zijn persoon gelegen geen arbeid verricht, geen opleiding volgt of geen dagverblijf bezoekt, maar in staat kan worden geacht op korte termijn, doch uiterlijk binnen twee jaren, tot een zodanige dagbesteding te geraken en daartoe bereid is; c. de leeftijd van 40 jaren heeft bereikt en bij het bereiken daarvan in een gezinsvervangend tehuis verbleef en door het deelnemen aan een regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces, het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd dan wel andere oorzaken in zijn persoon gelegen, buiten het gezinsvervangend tehuis geen arbeid verricht, geen opleiding volgt of geen dagverblijf bezoekt en voorafgaande aan het verder verblijf gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren zodanige dagbesteding heeft gehad. 3. Op het verblijf, bedoeld in het eerste lid, bestaat geen aanspraak indien de verzekerde in belangrijke mate aangewezen is op verpleging. 4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder aanspraak bestaat op de zorg, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13
  1. Zorg te verlenen door een dagverblijf voor lichamelijk gehandicapten omvat onderzoek, behandeling, begeleiding of verzorging, gericht op bevordering of behoud van de zelfstandigheid van de lichamelijk gehandicapte in de maatschappij, al dan niet gepaard gaande met verblijf gedurende de dag of een deel daarvan. 2. Indien de zorg, bedoeld in het eerste lid, gepaard gaat met verblijf gedurende de dag, omvat de zorg tevens het door het dagverblijf georganiseerde of geadviseerde openbare vervoer naar en van het dagverblijf. 3. Aanspraak op de zorg, bedoeld in het eerste lid, bestaat indien de verzekerde primair een lichamelijke handicap heeft van een betrekkelijk statisch karakter en niet of nog niet aan onderwijs- of arbeidsvoorzieningen kan deelnemen of deze voorzieningen voor hem niet zijn aangewezen en wordt aangenomen dat hij een zodanige mate van sociale redzaamheid kan bereiken of heeft bereikt dat verblijf en integratie in de samenleving in beginsel mogelijk zijn. 4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder aanspraak bestaat op de zorg, bedoeld in het eerste lid.

Staatsblad 2001 543 2

D

Artikel 14

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het derde lid wordt «zorg» vervangen door: behandeling.

  2. Het vierde lid vervalt en het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

E

Artikel 15

wordt als volgt gewijzigd:

  1. Onder het gelijktijdig laten vervallen van de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervalt het tweede lid.

  2. De aanhef komt te luiden: Zorg te verlenen door een instelling voor thuiszorg omvat:.

F

Artikel 16

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid vervalt: niet-complexe.

  2. Het tweede lid vervalt en het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

G

Artikel 21

komt te luiden:

Artikel 21
  1. Zorg te verlenen door een instelling voor visueel gehandicapten omvat onderzoek, begeleiding of behandeling gericht op bevordering of behoud van de zelfstandigheid van de visueel gehandicapte, al dan niet gepaard gaande met verblijf gedurende het etmaal of een deel daarvan. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, omvat niet onderwijs en onderwijsbegeleiding, scholing of omscholing in het kader van beroepsonderwijs, geneeskundige en paramedische hulp, vervoer of voorzieningen waarvoor ingevolge de Wet voorzieningen gehandicapten het gemeentebestuur zorg dient te dragen. 3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder aanspraak bestaat op de zorg, bedoeld in het eerste lid.

H

Artikel 22

komt te luiden:

Artikel 22
  1. Zorg te verlenen door een instelling voor auditief of communicatief gehandicapten omvat begeleiding of behandeling, al dan niet gepaard gaande met verblijf gedurende het etmaal of een deel daarvan. 2. Indien de zorg, bedoeld in het eerste lid, gepaard gaat met verblijf gedurende de dag, omvat de zorg tevens het door de instelling georganiseerde vervoer over een redelijke afstand naar en van de instelling. 3. Aanspraak op de zorg, bedoeld in het eerste lid, bestaat slechts

Staatsblad 2001 543 3

indien de verzekerde lijdt aan een gehoorstoornis onderscheidenlijk een spraak- of taalstoornis als gevolg van een medische oorzaak en de zorg gericht is op het bereiken van: a. een geneeskundig doel; b. het zo goed mogelijk kunnen ontvangen van onderwijs dan wel scholing; c. bevordering en behoud van de zelfstandigheid; of d. bespoediging van de revalidatie. 4. De zorg, bedoeld in het eerste lid, omvat niet onderwijs en onderwijsbegeleiding, scholing of omscholing in het kader van beroepsonderwijs of voorzieningen waarvoor ingevolge de Wet voorzieningen gehandicapten het gemeentebestuur zorg dient te dragen. 5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder aanspraak bestaat op de zorg, bedoeld in het eerste lid.

I

Na artikel 22 wordt ingevoegd:

Artikel 22

a.

  1. Zorg te verlenen door een gezinsvervangend tehuis voor visueel, auditief of communicatief gehandicapten omvat begeleiding gericht op bevordering van de integratie van de visueel, auditief of communicatief gehandicapte in de samenleving, al dan niet gepaard gaande met verblijf gedurende het etmaal. 2. Op het verblijf, bedoeld in het eerste lid, bestaat aanspraak indien de verzekerde: a. gedurende ten minste vier dagdelen per week buiten het gezinsvervangend tehuis betaalde arbeid verricht, een dagopleiding volgt of een dagverblijf voor gehandicapten bezoekt, b. door oorzaken buiten zijn persoon gelegen, geen arbeid verricht, geen opleiding volgt of geen dagverblijf bezoekt, doch in staat kan worden geacht tot een zodanige dagbesteding te geraken, of c. de leeftijd van 40 jaren heeft bereikten en bij het bereiken daarvan in een gezinsvervangend tehuis verbleef en door het deelnemen aan een regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces, het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd dan wel andere oorzaken in zijn persoon gelegen, buiten het gezinsvervangend tehuis geen arbeid verricht, geen opleiding volgt of geen dagverblijf bezoekt en voorafgaande aan het verder verblijf gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren zodanige dagbesteding heeft gehad. 3. Op het verblijf, bedoeld in het eerste lid, bestaat geen aanspraak indien de verzekerde in belangrijke mate aangewezen is op verpleging. 4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder aanspraak bestaat op de zorg, bedoeld in het eerste lid.

J

Artikel 26

vervalt.

ARTIKEL II

Het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering2 wordt als volgt gewijzigd:

Staatsblad 2001 543 4

A

In artikel 2 wordt «en 21 tot en met 28» vervangen door: , 21 tot en met 25a en 26a tot en met 28.

B

In artikel 5 wordt «22, tweede lid» vervangen door: 22, 22a.

ARTIKEL III

Het Bijdragebesluit zorg3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT