Wet van 30 september 2010, houdende regels met betrekking tot het geldstelsel van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede enige voorzieningen van overgangsrechtelijke aard (Wet geldstelsel BES)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang

2010

0

363

Wet van 30 september 2010, houdende regels met betrekking tot het geldstelsel van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede enige voorzieningen van overgangsrechtelijke aard (Wet geldstelsel BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat met de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba is overeengekomen dat zij als openbare lichamen een staatsrechtelijke positie binnen het Nederlandse staatsbestel krijgen en dat het in verband hiermee wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de munteenheid en de wettige betaalmiddelen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en dat het met het oog op de transitie voorts wenselijk is om enige voorzieningen van overgangsrechtelijke aard te treffen, waaronder de tijdelijke voortzetting van het Nederlands-Antilliaanse fiscale stelsel;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Het geldstelsel van de openbare lichamen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. Bank: De Nederlandsche Bank N.V.; b. dollar: de gelijknamige munteenheid van de Verenigde Staten van Amerika; c. dollarbiljetten en dollarmunten: als wettig betaalmiddel van de Verenigde Staten van Amerika in omloop zijnde bankbiljetten en munten; d. openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba; e. kredietinstelling: instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES.

Artikel 2
  1. De munteenheid van de openbare lichamen is de dollar. De rekeneenheid is één dollar; de dollar is verdeeld in honderd centen. 2. Bij in cijfers aangegeven bedragen kan de dollar worden aangeduid met de letters «USD» of het symbool «$», geplaatst voor het bedrag.

Staatsblad 2010 363 1

Artikel 3

Bankbiljetten en munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel in de openbare lichamen zijn: a. dollarmunten met een nominale waarde van ten hoogste USD 1; b. dollarbiljetten met een nominale waarde van ten hoogste USD 100.

Artikel 4
  1. De Bank heeft tot taak het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer in de openbare lichamen. De goede werking van het betalingsverkeer omvat mede de geldomloop van de in artikel 3 bedoelde dollarbiljetten en dollarmunten. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde taak.

Artikel 5
  1. Niemand is verplicht om voor één betaling meer dan vijftig dollar-munten te aanvaarden. 2. De Bank kan in de openbare lichamen kantoren aanwijzen waar, met inachtneming van daartoe door de Bank gestelde regels, dollarmunten kunnen worden verwisseld voor dollarbiljetten.

Artikel 6
  1. Niemand is verplicht om valse of vervalste dollarbiljetten of dollar-munten aan te nemen. 2. Ondernemingen of instellingen die in de openbare lichamen het bedrijf van kredietinstelling uitoefenen of in de uitoefening van een ander bedrijf deelnemen aan de verwerking en verstrekking aan het publiek van dollarbiljetten of dollarmunten, zijn verplicht alle door hen ontvangen dollarbiljetten en dollarmunten waarvan zij weten of vermoeden dat deze vals of vervalst zijn, uit omloop te nemen en in te leveren bij een daartoe bij besluit van Onze Minister van Financiën aangewezen instantie. 3. Indien dollarbiljetten of dollarmunten niet vals of vervalst blijken te zijn, worden zij teruggegeven in de staat waarin zij zijn ontvangen, of wordt daarvan de nominale waarde vergoed. Voor valse of vervalste dollarbiljetten en dollarmunten wordt geen vergoeding verstrekt.

Artikel 7
  1. Niemand is verplicht om geschonden dollarbiljetten of dollarmunten aan te nemen. 2. Onder geschonden dollarbiljetten en dollarmunten worden niet verstaan kennelijk in het gebruik gekreukte, vervuilde of beschadigde dollarbiljetten waarvan de volledige opdruk nog duidelijk te onderscheiden is, en dollarmunten die uitsluitend door slijtage in gewicht zijn verminderd. 3. De Bank kan in de openbare lichamen kantoren aanwijzen waar, met inachtneming van de ter zake door de bevoegde autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika gehanteerde regels of richtlijnen, geschonden dollarbiljetten of dollarmunten ter verwisseling of vergoeding kunnen worden aangeboden.

Staatsblad 2010 363 2

§ 2. Overgangsbepalingen in verband met invoering van de dollar

Artikel 8

De omrekenkoers voor de overgang van de Nederlands-Antilliaanse gulden naar de dollar is: NAf. 1,790 = USD 1,00.

Artikel 9
  1. Alle bij een onderneming of instelling die in de openbare lichamen het bedrijf van kredietinstelling uitoefent aangehouden tegoeden, in de vorm van giraal geld of anderszins, luiden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet in dollars, overeenkomstig de in artikel 8 vastgestelde omrekenkoers. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op tegoeden, aangehouden in andere munteenheden dan de Nederlands-Antilliaanse gulden.

Artikel 10
  1. Na de inwerkingtreding van deze wet gelden verwijzingen naar Nederlands-Antilliaanse guldens, opgenomen in bestaande rechtsinstrumenten, als verwijzingen naar de dollar, overeenkomstig de in artikel 8 vastgestelde omrekenkoers. 2. Onder bestaande rechtsinstrumenten als bedoeld in het eerste lid worden, voor zover op die instrumenten het recht van de openbare lichamen van toepassing is, verstaan: alle op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende wettelijke voorschriften, besluiten van bestuursorganen, rechterlijke uitspraken, overeenkomsten, eenzijdige rechtsakten, betaalmiddelen anders dan bankbiljetten en munten, alsmede andere op rechtsgevolg gerichte instrumenten. 3. Het eerste lid is niet van toepassing, voor zover uit de aard of strekking van een rechtsinstrument anders voortvloeit. Voorts is het eerste lid niet van toepassing op overeenkomsten ten aanzien waarvan de betrokken partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen.

Artikel 11
  1. Voor de toepassing van de artikelen 9 en 10 worden de overeenkomstig artikel 8 omgerekende bedragen rekenkundig afgerond op de dichtstbijzijnde dollarcent. Halve centen worden naar boven afgerond. 2. Indien het oorspronkelijke bedrag in meer dan twee decimalen was gesteld, geschiedt de afronding met inachtneming van het oorspronkelijke aantal decimalen. De afrondingsregel voor halve centen is in dat geval van overeenkomstige toepassing op de laatste decimaal.

Artikel 12

De in Nederlands-Antilliaanse guldens luidende bankbiljetten en munten die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet in omloop waren als wettig betaalmiddel, behouden tot en met de laatste dag van de eerste kalendermaand na inwerkingtreding van deze wet de hoedanigheid van wettig betaalmiddel in de openbare lichamen.

Artikel 13
  1. Bij besluit van de Bank worden in de openbare lichamen kantoren aangewezen waar tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor bankbiljetten en munten verschillend kan worden vastgesteld, Nederlands-Antilliaanse munten en bankbiljetten kosteloos kunnen worden verwisseld voor wettig betaalmiddel als bedoeld in artikel 3.

    Staatsblad 2010 363 3

  2. De Bank kan nadere regels stellen betreffende de in het eerste lid bedoelde verwisseling van Nederlands-Antilliaanse munten en bankbiljetten.

    § 2a. Tijdelijke voorzetting van het Nederlands-Antilliaanse fiscale stelsel

Artikel 13

a.

In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. tijdstip van transitie: het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt; b. overgangsperiode: de periode vanaf het tijdstip van transitie tot 1 januari 2011.

Artikel 13

b.

  1. Voor zover een belastingplichtige of inhoudingsplichtige op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie rechten en verplichtingen heeft, ingevolge: a. de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943; b. de Landsverordening op de loonbelasting 1976; c. de Landsverordening op de winstbelasting 1940; d. de Landsverordening omzetbelasting 1999; e. de Landsverordening belasting op bedrijfsomzetten 1997; f. de Overdrachtsbelastingverordening; g. de Successiebelastingverordening 1908; h. de Landsverordening spaarvermogensheffing; i. de Zegelverordening 1908; j. de Gedistilleerdverordening 1908; k. de Landsverordening accijns op bier 1970; l. de Landsverordening Accijns van Sigaretten 1970; m. de Landsverordening van de eerste november 1932 tot heffing van een bijzonder invoerrecht op benzine; n. de Regeling bijzonder invoerrecht op benzine Bovenwindse Eilanden; o. de Landsverordening ter bevordering bedrijfsvestiging en hotelbouw; p. de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen; q. de Landsverordening renovatie hotels; r. de Landsverordening ter bevordering van grondontwikkeling; s. de Landsverordening economische zones 2000; t. de Landsverordening tarief van invoerrechten; u. de Landsverordening In- en Uitvoer; v. de Landsverordening uitvoerrecht op delfstoffen; w. de op de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldende eilandsverordeningen regelende de heffing van opcenten op de aanslagen in de inkomstenbelasting en de winstbelasting; x. de Registratieverordening 1908; y. de Landsverordening op de scheepsregistratiebelasting 1987, of z. de op de in de onderdelen a tot en met y bedoelde verordeningen gebaseerde regelingen, blijven deze...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT