Besluit van 27 september 2010, houdende regels ter uitvoering van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie (Rijksbesluit rechtspositie Gemeenschappelijk Hof van Justitie)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang

2010

0

358

Besluit van 27 september 2010, houdende regels ter uitvoering van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie (Rijksbesluit rechtspositie Gemeenschappelijk Hof van Justitie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 13 juli 2010, nr. 5656881/10/6;

Gelet op de artikelen 24, eerste en tweede lid, 31, tweede lid, 39, 41, vierde lid, 46, derde lid, 50, zevende lid, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 12 augustus 2010, nr. W03.10.0358/II/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 22 september 2010, nr. 5666927/10/6;

De bepalingen van het Statuut van het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
  1. In deze algemene maatregel van rijksbestuur en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: volledige arbeidsduur: het aantal uren dat bij volledige vervulling van de functie per week gewerkt wordt; rijkswet: Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie; salaris: het bedrag waarop de leden van het Hof of rechterlijke ambtenaren in opleiding in verband met het vervullen van een ambt, met inachtneming van het bij of krachtens de artikelen 12 en 47 van deze algemene maatregel van rijksbestuur bepaalde, aanspraak hebben; selectiecommissie: selectiecommissie rechterlijke ambtenaren in opleiding, bedoeld in artikel 37. 2. In deze algemene maatregel van rijksbestuur en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder:

Staatsblad 2010 358 1

echtgenoot: de partner in een in Nederland geregistreerd partnerschap alsmede de partner in een buiten Nederland geregistreerd partnerschap dat op grond van de artikelen 2 en 3 van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap wordt erkend.

Artikel 2

Indien op grond van deze algemene maatregel van rijksbestuur regels worden gesteld bij ministeriële rijksregeling, dan komen deze regels in overeenstemming met de regeringen van de landen tot stand.

HOOFDSTUK 2 HET BESTUUR VAN HET HOF

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 3
  1. Het bestuur van het Hof draagt zorg voor de totstandkoming van: a. een werkreglement; b. een gedragscode voor goed rechterlijk handelen. 2. De gedragscode bevat in ieder geval regels over: a. financiële belangen; b. het aannemen van giften en geschenken; c. het doen van beloftes en toezeggingen; d. de omgang met vertrouwelijke informatie; e. functiegerelateerde uitgaven en declaraties; f. gebruik van publieke voorzieningen.

Paragraaf 2 De rechtspositie van de bestuursleden van het Hof

Artikel 4
  1. De bestuursleden van het Hof, die tevens lid van het Hof zijn, ontvangen naast het salaris als bedoeld in artikel 12, een toelage in verband met het uitoefenen van de bestuursfunctie. 2. In de bij deze algemene maatregel van rijksbestuur behorende bijlage is de hoogte van de toelage vermeld. 3. Onze Ministers passen de toelage jaarlijks aan op basis van het gemiddelde van de ontwikkeling van de salarissen van de ambtenaren van de landen in het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 5
  1. De artikelen 8, 9, 12 tot en met 17, 18, tweede tot en met vijfde lid, 19 tot en met 26, 28, 29 zijn van overeenkomstige toepassing op de rechtspositie van de directeur bedrijfsvoering. 2. De directeur bedrijfsvoering geeft het bestuur van het Hof kennis van de betrekkingen die hij buiten de functie van directeur bedrijfsvoering vervult. 3. De betrekkingen die de directeur bedrijfsvoering buiten zijn functie vervult, worden opgenomen in het register, bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de rijkswet. 4. De directeur bedrijfsvoering legt voor de datum van indiensttreding de eed of belofte af volgens het formulier zoals vastgesteld in de bijlage bij deze algemene maatregel van rijksbestuur. 5. De eed of belofte wordt door de directeur bedrijfsvoering ten overstaan van de president of één van de vice-presidenten afgelegd. 6. De directeur bedrijfsvoering heeft per kalenderjaar aanspraak op 224 uren vakantie met behoud van salaris en toelagen.

Staatsblad 2010 358 2

Artikel 6

Bij ministeriële rijksregeling kunnen regels worden gesteld over de rechtspositie van de leden van het bestuur van het Hof.

HOOFDSTUK 3 DE RECHTSPOSITIE VAN RECHTERS

Paragraaf 1 Rechten en verplichtingen

Artikel 7
  1. Om benoemd te kunnen worden als lid of plaatsvervangend lid van het Hof, dient het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de rijkswet, met goed gevolg te worden afgelegd aan een universiteit dan wel Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dan wel de Landsverordening Universiteit van Aruba of de Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen dan wel de Landsverordening die de Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen vervangt en waarbij geen wijzigingen zijn aangebracht in de bepalingen die zien op de opleiding op het gebied van het recht. 2. Voor de toepassing van artikel 24, eerste lid, onder a, van de rijkswet, wordt met de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht gelijkgesteld de graad Bachelor, verleend op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van de opleiding HBO-rechten aan een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, indien blijkens hierop betrekking hebbende bewijsstukken tevens met goed gevolg zijn afgelegd de tentamens van de tot een schakelprogramma behorende onderwijseenheden. 3. Het schakelprogramma, bedoeld in het tweede lid, omvat onderwijseenheden op het gebied van het recht, die worden aangeboden door een universiteit of Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, met een totale studielast van ten minste 60 studiepunten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 8
  1. Het benoemingsbesluit voor een rechter vermeldt in elk geval: a. zijn naam, voorletter(s), geboortedatum; b. de functie waarin hij wordt benoemd; c. de dag van ingang van de benoeming. 2. Het dienstverband van de rechter met het Hof wordt nader geregeld in een aanstellingsbesluit, waarin in elk geval de standplaats van de rechter vermeld wordt. 3. Naast de in het eerste lid, onder a tot en met c, genoemde onderwerpen vermeldt het aanstellingsbesluit voor een lid van het Hof in elk geval: a. de arbeidsduur; b. de hoogte van het salaris; c. de datum van indiensttreding. 4. Op verzoek van een rechter kan het bestuur van het Hof besluiten tot wijziging van de standplaats. 5. Op verzoek van een lid van het Hof kan het bestuur van het Hof besluiten tot wijziging van de arbeidsduur, als bedoeld in het derde lid, onderdeel a. 6. Het besluit als bedoeld in het vierde en vijfde lid wordt op schrift gesteld en met redenen omkleed.

Staatsblad 2010 358 3

Artikel 9

De volledige arbeidsduur voor de leden van het Hof bedraagt gemiddeld 40 uur per week.

Artikel 10
  1. Een plaatsvervangend lid van het Hof of een rechter-plaatsvervanger in eerste aanleg wordt niet aangesteld voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke functie. 2. Een plaatsvervangend lid van het Hof of een rechter-plaatsvervanger in eerste aanleg kan voor het verrichten van werkzaamheden worden opgeroepen door het bestuur van het Hof. 3. In de bij deze algemene maatregel van rijksbestuur behorende bijlage is de hoogte van de vergoeding vermeld die een plaatsvervangend lid van het Hof of een rechter-plaatsvervanger in eerste aanleg ontvangt. 4. Onze Ministers passen de vergoeding van een plaatsvervangend lid van het Hof en van een rechter-plaatsvervanger in eerste aanleg jaarlijks aan op basis van het gemiddelde van de ontwikkeling van de salarissen van de ambtenaren van de landen in het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 11
  1. Op eigen verzoek kan een plaatsvervangend lid van het Hof of een rechter-plaatsvervanger in eerste aanleg tijdelijk worden aangewezen voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke functie. 2. De aanwijzing geschiedt voor een bepaalde tijd en kan worden verlengd. De tijdsduur van de aanwijzing en van de verlenging bedragen elk drie jaar. 3. De aanwijzing van een plaatsvervangend lid van het Hof of een rechter-plaatsvervanger in eerste aanleg wordt schriftelijk gegeven door het bestuur van het Hof en vermeldt tenminste: a. zijn naam, voorletter(s), geboortedatum; b. zijn functie; c. de dag van ingang van de aanwijzing; d. zijn standplaats; e. de hoogte van het salaris; f. de arbeidsduur. 4. Op verzoek van een plaatsvervangend lid van het Hof of een rechter-plaatsvervanger in eerste aanleg kan het bestuur van het Hof besluiten tot wijziging van: a. de standplaats; b. de arbeidsduur. 5. De beslissing tot verlenging dan wel tussentijdse wijziging van de aanwijzing geschiedt schriftelijk door het bestuur van het Hof. 6. Gedurende de periode...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT