Besluit van 8 november 2005, houdende wijziging van het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 in verband met de wijziging van de grenswaarden van de emissie van motoren alsmede de wijziging van de bepalingen omtrent passagiersschepen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2005

636

Besluit van 8 november 2005, houdende wijziging van het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 in verband met de wijziging van de grenswaarden van de emissie van motoren alsmede de wijziging van de bepalingen omtrent passagiersschepen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 19 september 2005, nr. HDJZ/SCH/2005-1806, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161 en 1964, 83), de resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 27 november 2003 (protocol 2003-II-27) en 25 november 2004 (protocol 2004-II-22) en artikel 12a van de Binnenschepenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 6 oktober, nr. W09.05.0408/V); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 november 2005, nr. HDJZ/SCH/2005-2133, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het bij het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 behorende Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.01

wordt als volgt gewijzigd:

  1. Onderdeel 18 komt te luiden: 18. passagiersschip: een schip voor dagtochten of een hotelschip dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer van meer dan 12 passagiers;

  2. Onderdeel 23a komt te luiden: 23a. bijboot: een boot om gebruikt te worden voor vervoer, redding, berging en werkzaamheden;

    Staatsblad 2005 636 1

  3. Na onderdeel 37 worden nieuwe onderdelen 37a tot en met 37f ingevoegd, luidende:

    37a. passagiersverblijf: voor passagiers aan boord aangewezen ruimten en afgesloten zones zoals salons, kantoren, verkoopruimten, kapsalons, droogruimten, wasserijen, sauna's, toiletten, wasgelegenheden, gangen, verbindingsgangen en open trappenhuizen;

    37b. controlepost: een stuurhuis, een ruimte waarin een noodstroominstallatie dan wel onderdelen daarvan aanwezig zijn of een ruimte met een permanent door boordpersoneel of leden van de bemanning bezette post, zoals voor brandmeldinstallaties, afstandsbedieningen van deuren of brandkleppen;

    37c. trappenschacht: een schacht van een binnen het schip gelegen trap of van een lift;

    37d. verblijfsruimte: een ruimte van een verblijf of een passagiersverblijf. Op passagiersschepen zijn keukens geen verblijfsruimten;

    37e. keuken: een ruimte met een fornuis of een vergelijkbare kookgelegenheid;

    37f. voorraadruimte: een ruimte voor de opslag van brandbare vloeistoffen of een ruimte met een vloeroppervlak van meer dan 4 m2 voor de opslag van voorraden;

  4. Na onderdeel 41 worden nieuwe onderdelen 41a tot en met 41c ingevoegd, luidende:

    41a. veilige zone: een gebied dat aan de buitenkant wordt begrensd door een loodrecht vlak, dat op een afstand van 1/5 BWL evenwijdig aan de scheepshuid in het vlak van de grootste inzinking loopt;

    41b. verzamelruimten: ruimten op het schip die speciaal beschermd zijn en waar personen zich in geval van gevaar moeten ophouden;

    41c. evacuatieruimten: deel van de verzamelruimten op het schip van waar uit een evacuatie van personen kan worden gerealiseerd;

  5. Na onderdeel 43 wordt een nieuw onderdeel 43a ingevoegd, luidende:

    43a. resterende veiligheidsafstand: de bij slagzij van het vaartuig aanwezige loodrechte afstand tussen het wateroppervlak en het laagste punt van de ingedompelde zijde, waarboven het vaartuig niet meer als waterdicht wordt beschouwd;

  6. Na onderdeel 44 wordt een nieuw onderdeel 44a ingevoegd, luidende:

    44a. resterend vrijboord: de bij slagzij van het vaartuig aanwezige loodrechte afstand tussen het wateroppervlak en de bovenkant van het dek op het laagste punt van de ondergedompelde zijde of, indien er geen dek is, het laagste punt van het vaste boord;

  7. Onderdeel 48 komt te luiden: 48. blokcoëfficiënt of CB: de verhouding van de waterverplaatsing tot het product van lengte LWL × breedte BWL × diepgang T;»

  8. Een nieuw onderdeel 81a wordt ingevoegd en de onderdelen 79 tot en met 81a komen te luiden: 79. onbrandbaar: een materiaal dat niet brandbaar is en geen ontvlambare gassen ontwikkelt in zodanige hoeveelheden dat deze bij verhitting tot ongeveer 750 °C tot zelfontbranding overgaan; 80. moeilijk ontvlambaar: een materiaal dat zelf of waarbij tenminste de oppervlakken daarvan het uitbreiden van een brand volgens de testprocedure als bedoeld in artikel 15.11, eerste lid, onder c, beperken; 81. brandwerendheid: de eigenschap van constructiedelen of inrichtingen die is aangetoond met de testprocedure als bedoeld in artikel 15.11, eerste lid, onder d;

    Staatsblad 2005 636 2

    81a. Code voor brandtestprocedures: de bij de resolutie MSC.61(67) van het maritieme veiligheidscomité van de IMO aangenomen Internationale code voor de toepassing van brandtestprocedures;

  9. Nieuwe onderdelen 89 en 90 worden toegevoegd, luidende: 89. boordpersoneel: alle aan boord van een passagiersschip aangestelde personen die niet tot de bemanning behoren; 90. personen met beperkte mobiliteit: personen die specifieke moeilijkheden hebben bij het gebruik van openbare vervoermiddelen, zoals oudere mensen, gehandicapten, personen met een handicap op het gebied van de zintuigen, rolstoelgebruikers, zwangere vrouwen en personen die kleine kinderen begeleiden.

    B

Artikel 3.02

komt te luiden:

Artikel 3.02

Sterkte en stabiliteit

  1. De sterkte van de scheepsromp moet zodanig zijn dat zij in overeen-stemming is met de belasting waaraan de romp onder normale omstandigheden is blootgesteld. a. Bij nieuwbouw van een schip en bij verbouwingen waardoor de sterkte van het schip kan worden beïnvloed, dient door berekeningen te worden aangetoond dat de scheepsromp sterk genoeg is. Dit is niet nodig, indien een klassecertificaat of een verklaring van een erkend classificatie-bureau wordt overgelegd. b. Bij onderzoeken als bedoeld in artikel 2.09 moeten de minimale diktes van de bodem-, kim- en zijbeplating van de scheepshuid overeenkomstig de volgende methode worden gecontroleerd:

    Bij schepen die van staal zijn gebouwd moet als minimale dikte tmin de

    grootste van de aan de hand van de volgende formules vastgestelde waarden worden genomen:

  2. Voor schepen met een lengte van meer dan 40 m: tmin = f · b · c (2,3 + 0,04 L) [mm]

    voor schepen met een lengte van 40 m of minder: tmin = f · b · c (1,5 + 0,06 L) [mm], echter ten minste 3,0 mm.

  3. Voor schepen ongeacht de lengte: tmin = 0,005 · a ' T [mm]

    In deze formules betekent:

    a = spantafstand in [mm];

    f = factor voor spantafstand: f = 1 voor a ≤ 500 mm f = 1 + 0,0013 (a - 500) voor a > 500 mm;

    b = factor voor bodem- en zijbeplating of kimbeplating: b = 1,0 voor bodem- en zijbeplating b = 1,25 voor kimbeplating.

    Bij de berekening van de minimumdikte van de kimbeplating kan voor de factor voor de spantafstand worden uitgegaan van f = 1. De minimum-dikte van de kimbeplating mag echter in geen geval minder zijn dan die van de bodem- en zijbeplating.

    Staatsblad 2005 636 3

    c = factor voor bouwwijze: c = 0,95 voor schepen met een dubbele bodem en zijtanks, waarvan het laadruimlangsschot in de zijde verticaal onder de denneboom is geplaatst c = 1,0 voor schepen met een andere bouwwijze.

    c. De minimale plaatdikte die met de in onderdeel b vermelde formules is berekend mag bij schepen die in langsrichting zijn gebouwd en die van een dubbele bodem en zijtanks zijn voorzien zoveel minder zijn als door een erkend classificatiebureau is vastgesteld en gedocumenteerd nadat de voldoende sterkte van de scheepsromp rekenkundig is aangetoond.

    Vernieuwing van de beplating is noodzakelijk wanneer de dikte van bodem- of zijbeplating minder is dan de aldus vastgestelde waarde.

    De volgens bovenstaande methode vastgestelde waarden voor de minimumdikten van de beplating van de scheepshuid zijn grenswaarden bij een normale en gelijkmatige slijtage onder de voorwaarde dat scheepsbouwstaal is gebruikt en dat de inwendige constructiedelen, zoals spanten, bodemvrangen en hoofd-, langs- en dwarsverbanddelen zich in goede staat bevinden en dat het casco geen schade heeft opgelopen die wijst op overbelasting van de romp in langsscheepse richting.

    Indien de werkelijke waarden lager zijn dan de berekende waarden, moeten de desbetreffende platen worden vervangen of gerepareerd. Plaatselijke kleine, dunnere plekken kunnen worden toegestaan tot een afwijking van ten hoogste 10% van de minimumdikte. 2. Indien voor de scheepsromp een ander materiaal dan staal wordt gebruikt, moet met een berekening worden aangetoond dat de sterkte (sterkte in langs- en dwarsrichting alsmede plaatselijke sterkte) tenminste overeenkomt met die, welke bij het gebruik van staal met inachtneming van de minimale diktes als bedoeld in het eerste lid zou zijn geresulteerd. Indien een klassecertificaat dan wel een verklaring van een erkend classificatiebureau wordt overgelegd kan deze berekening achterwege blijven. 3. De stabiliteit van de schepen moet in overeenstemming zijn met het doel waarvoor zij zijn bestemd.

    C

Artikel 8

a.02, tweede lid, komt te luiden: 2. De uitstoot van deze motoren van koolmonoxide (CO), koolwaterstoffen (HC), stikstofoxide (NOx) en van deeltjes (PT) mag, met betrekking tot het nominale toerental n, de volgende waarden niet overschrijden:

PT [g/kWh]

19 ≤ PN

343 ≤ n

0,2

Staatsblad 2005 636 4

PN [kW]

CO [g/kWh]

HC [g/kWh]

NOx [g/kWh]

D

Artikel 9.02

komt te luiden:

Artikel 9.02

Systemen voor de energieverzorging

  1. Aan boord...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT