Besluit van 27 februari 1998, houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector en het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (verbetering van het toezicht op de sociale-huursector, verbetering van de werkwijze van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1998

135

Besluit van 27 februari 1998, houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector en het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (verbetering van het toezicht op de sociale-huursector, verbetering van de werkwijze van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 juli 1997, nr. MJZ97113554, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 70, 71, 82 en 88 van de Woningwet; De Raad van State gehoord (advies van 24 december 1997, nr. W08.97.0429);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 februari 1998, nr. MJZ98019441, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit beheer sociale-huursector1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt: a. na onderdeel a, onder lettering van de onderdelen b tot en met f in c tot en met g, een onderdeel ingevoegd, luidend: b. Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting: Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, bedoeld in artikel 71, eerste lid, van de Woningwet; en b. in onderdeel c als geletterd ingevolge dit besluit «onder b» vervangen door: onderdeel b.

B

Artikel 2

vervalt.

Staatsblad 1998 135 1

C

Artikel 2

a wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid: a. wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door «of»; b. wordt aan het slot van onderdeel c «of» vervangen door een punt en c. vervalt onderdeel d. 2. Het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

D

Artikel 3

vervalt.

E

Het opschrift van hoofdstuk II komt te luiden:

Hoofdstuk II Toelating, wijziging van de statuten en fusies. Artículos 4 a 25

F

Artikel 4

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid wordt «verzoek» vervangen door: aanvraag. 2. In het tweede lid wordt: a. in de aanhef «Het verzoek» vervangen door «De aanvraag»; b. in onderdeel a «het» vervangen door «deze»; c. aan het slot van onderdeel c «en» vervangen door een puntkomma; d. de punt aan het slot van onderdeel d vervangen door «, en» en e. na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidend: e. zodanige bescheiden, dat Onze Minister een juist en volledig inzicht verkrijgt in de financiële situatie van de vereniging of de stichting. 3. In het derde lid wordt: a. in de eerste volzin «een bedrijf of andere tak van dienst als bedoeld in artikel 198 van de Gemeentewet die» vervangen door «een afzonderlijk organisatie-onderdeel van de gemeente dat»; b. in de eerste volzin «het verzoek» vervangen door «de aanvraag»; c. in de eerste volzin «dat bedrijf of die tak van dienst» vervangen door «dat organisatie-onderdeel»; d. in de eerste volzin «andere takken van dienst» vervangen door «andere organisatie-onderdelen»; e. in de tweede volzin «het verzoek» vervangen door «de aanvraag» en f. in de tweede volzin «de algemene bedrijfsreserve» vervangen door: de financiële middelen van het in de eerste volzin eerstgenoemde organisatie-onderdeel.

G

De artikelen 5 en 6 komen te luiden:

Artikel 5
  1. Binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag om een toelating als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet stelt Onze Minister de gemeente waar de vereniging of de stichting haar woonplaats heeft, alsmede elke gemeente waar zij bij toelating naar verwachting feitelijk werkzaam zal zijn, in de gelegenheid haar zienswijze over de gevolgen van de toelating voor de volkshuisvesting ter plaatse aan hem kenbaar te

Staatsblad 1998 135 2

maken. Die gemeenten kunnen binnen acht weken nadien hun zienswijzen aan Onze Minister doen toekomen. 2. Binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag om een toelating als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet stelt Onze Minister voorts het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting in de gelegenheid zijn zienswijze over de financiële aspecten van de toelating aan hem kenbaar te maken. Het fonds kan binnen acht weken nadien zijn zienswijze aan Onze Minister doen toekomen. De zienswijze van het fonds houdt aantoonbaar verband met het doel, genoemd in artikel 3 van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting.

Artikel 6
  1. Onze Minister doet binnen acht weken na ontvangst van de zienswijzen, bedoeld in artikel 5, een voordracht voor een koninklijk besluit tot toelating of tot weigering van de toelating. Hij betrekt die zienswijzen bij zijn voordracht. 2. Indien een gemeente haar zienswijze of het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting zijn zienswijze niet of niet tijdig aan Onze Minister heeft doen toekomen, doet Onze Minister een voordracht als bedoeld in het eerste lid binnen acht weken na het verstrijken van de termijnen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, tweede volzin. 3. Het koninklijk besluit wordt in de Staatscourant geplaatst.

H

Artikel 7

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid: a. wordt in onderdeel d «werkzaam» vervangen door «feitelijk werkzaam»; b. wordt in onderdeel i «goedkeuring» vervangen door «instemming» en c. vervalt in onderdeel j, onder 6°: , bedoeld in artikel 71, eerste lid, van

de Woningwet. 2. In het derde lid wordt «verzoek» vervangen door: aanvraag.

I

De artikelen 9 en 10 komen te luiden:

Artikel 9
  1. Onze Minister stemt slechts in met een voorgenomen wijziging van de statuten van de toegelaten instelling, indien die wijziging voldoet aan artikel 7, er niet toe leidt dat de toegelaten instelling niet voldoet aan artikel 8, eerste lid, en ook overigens naar zijn oordeel het belang van de volkshuisvesting zich niet daartegen verzet. 2. Indien de voorgenomen wijziging van de statuten van de toegelaten instelling gevolgen heeft voor haar financiële situatie, stelt Onze Minister binnen acht weken na ontvangst van die wijziging het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting in de gelegenheid zijn zienswijze over de financiële aspecten van die wijziging aan hem kenbaar te maken. Het fonds kan binnen vier weken nadien zijn zienswijze aan Onze Minister doen toekomen. De zienswijze van het fonds houdt aantoonbaar verband met het doel, genoemd in artikel 3 van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting. 3. Indien de voorgenomen wijziging van de statuten van de toegelaten instelling betrekking heeft op haar werkgebied, kan Onze Minister, binnen acht weken na ontvangst van die wijziging, de gemeenten waar zij na die

Staatsblad 1998 135 3

wijziging naar verwachting feitelijk werkzaam zal zijn in de gelegenheid stellen hun zienswijzen over de gevolgen van die wijziging voor de volkshuisvesting ter plaatse aan hem kenbaar te maken. Die gemeenten kunnen binnen vier weken nadien hun zienswijzen aan Onze Minister doen toekomen. 4. Onze Minister kan instemmen met een voorgenomen wijziging van statuten van een toegelaten instelling zonder toepassing van een of meer van de ingevolge het eerste lid aan die instemming verbonden vereisten, indien die wijziging uitsluitend een uitbreiding van haar werkgebied inhoudt.

Artikel 10
  1. Indien de voorgenomen wijziging van de statuten van de toegelaten instelling geen gevolgen heeft voor haar financiële situatie en voorts hetzij geen betrekking heeft op haar werkgebied, hetzij geen aanleiding heeft gegeven tot toepassing van artikel 9, derde lid, neemt Onze Minister binnen acht weken na ontvangst van die wijziging een beslissing omtrent instemming daarmee. 2. Indien de voorgenomen wijziging van de statuten van de toegelaten instelling gevolgen heeft voor haar financiële situatie, neemt Onze Minister binnen acht weken na ontvangst van de zienswijze, bedoeld in artikel 9, tweede lid, een beslissing omtrent instemming met die wijziging. Hij betrekt die zienswijze bij zijn beslissing. Indien het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting zijn zienswijze niet of niet tijdig aan Onze Minister heeft doen toekomen, neemt hij een beslissing als bedoeld in de eerste volzin binnen acht weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 9, tweede lid, tweede volzin. 3. Indien de voorgenomen wijziging van de statuten van de toegelaten instelling betrekking heeft op haar werkgebied en aanleiding heeft gegeven tot toepassing van artikel 9, derde lid, neemt Onze Minister binnen acht weken na ontvangst van de zienswijzen, bedoeld in dat lid, een beslissing omtrent instemming met die wijziging. Hij betrekt die zienswijzen bij zijn beslissing. Indien een gemeente haar zienswijze niet of niet tijdig aan Onze Minister heeft doen toekomen, neemt hij een beslissing als bedoeld in de eerste volzin binnen acht weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 9, derde lid, tweede volzin.

J

Na artikel 10 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 3. FUSIES Artículos 11 a 25
Artikel 10

a.

Indien bij een fusie als bedoeld in artikel 309 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek hetzij een rechtspersoon die geen toegelaten instelling is het vermogen van een toegelaten instelling onder algemene titel verkrijgt, hetzij door twee toegelaten instellingen of mede door een toegelaten instelling een nieuwe rechtspersoon wordt opgericht, stemt Onze Minister slechts in met die fusie, indien die rechtspersoon toepassing heeft gegeven aan artikel 4, eerste lid, en toetsing van de in dat artikellid bedoelde aanvraag aan de artikelen 4, tweede lid, en 5 tot en met 8 heeft geleid tot een toelating van die rechtspersoon, als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet.

Staatsblad 1998 135 4

Artikel 10

b.

Indien bij een fusie als...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT