Implementatiewet verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen

Wet van 15 december 2021 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet ter implementatie van de richtlijn tot wijziging van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen (Implementatiewet verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om regels te stellen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/879 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU met betrekking tot de verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en van Richtlijn 98/26/EU (PbEU 2019, L 150); Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten‑Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:AIn artikel 1:1 worden in de alfabetische volgorde twee definities ingevoegd, luidende:financiële overeenkomst:

een financieel contract als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 100, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen; EMIR-verordening:

Verordening (EU) Nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201); BIn artikel 1:76b, eerste lid, onderdeel b, wordt «grond voor uitoefening van een beëindigingsrecht;» vervangen door «grond voor uitoefening van een recht op beëindiging, opschorting, wijziging, saldering of verrekening;». CNa artikel 1:76b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1

76ba.

  1. Een entiteit als bedoeld in artikel 3A:2, onderdelen a tot en met f, neemt in een financiële overeenkomst waarop het recht van een staat die geen lidstaat is van toepassing is, een bepaling op waarbij de wederpartij ermee instemt dat artikel 1:76b van toepassing is boven het recht dat van toepassing is op de overeenkomst. 2. De Nederlandsche Bank kan eisen dat een EU-moederonderneming met zetel in Nederland binnen een door de Nederlandsche Bank gestelde redelijke termijn ervoor zorgt dat een of meer van haar dochterondernemingen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 16, van de verordening kapitaalvereisten met zetel in een staat die geen lidstaat is en die een bank, beleggingsonderneming of financiële instelling zijn, of die beleggingsondernemingen zouden zijn indien zij hun zetel in Nederland hadden gehad, de in het eerste lid bedoelde bepaling opnemen in door hen gesloten financiële overeenkomsten. De EU-moederonderneming behoeft niet aan de eis te voldoen indien zij aantoont dat zij daartoe rechtens of feitelijk niet in staat is. 3. Het eerste lid en tweede lid zijn niet van toepassing op financiële overeenkomsten die zijn aangegaan voor de inwerkingtreding van dit artikel, tenzij na de inwerkingtreding van dit artikel in een financiële overeenkomst een nieuwe verbintenis wordt gecreëerd of een daarin opgenomen verbintenis wezenlijk wordt gewijzigd. DIn artikel 1:107, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «3A:40» vervangen door «3A:40, 3A:40a». EIn artikel 3:95, vierde lid, wordt «of ten aanzien waarvan de noodregeling, bedoeld in afdeling 3.5.5, is uitgesproken,» vervangen door «of ten aanzien waarvan een besluit als bedoeld in de artikelen 16 of 18 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, is genomen». FIn artikel 3:239, eerste lid, wordt «opening van een insolventieprocedure» vervangen door «vaststelling van een saneringsmaatregel». GArtikel 3A:1 wordt als volgt gewijzigd:1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst. 2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd: a. De definitie van «in aanmerking komende passiva» komt te luiden: in aanmerking komende passiva:

passiva als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 49 bis, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme; b. In de definitie van «afwikkelingsmaatregel» wordt «hoofdstuk 3A.2, met uitzondering van afdeling 3A.2.2» vervangen door «hoofdstuk 3A.1, met uitzondering van de afdelingen 3A.1.2 en 3A.1.2A en paragraaf 3A.1.3.2». c. De definitie van «gegarandeerd deposito« komt te luiden: gegarandeerd deposito:

een gedekt deposito als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 5, van de richtlijn depositogarantiestelsels; d. In de definitie van «groepsafwikkelingsautoriteit» wordt na «artikel 4, eerste lid,» ingevoegd « , onderdeel 41, ». e. De definitie van «securitisatie» komt te luiden: securitisatie:

securitisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de securitisatieverordening.d. In de alfabetische rangschikking worden zes definities ingevoegd, luidende: af te wikkelen entiteit:a. af te wikkelen entiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 24 bis, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme; b. een rechtspersoon die door de Nederlandsche Bank is aangemerkt als een entiteit waarvoor het afwikkelingsplan in een afwikkelingsmaatregel voorziet; af te wikkelen groep:

een groep als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 24 ter, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme; bail-inbare passiva:

passiva als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 49, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme; dochteronderneming:

een dochteronderneming als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 16, van de verordening kapitaalvereisten; gecombineerde buffervereiste:

een gecombineerd buffervereiste als bedoeld in artikel 128, zesde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten; 3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende: 2. Voor de toepassing van de artikelen 3A:6, 3A:11a, 3A:21, 3A:22 en 3A:45 op af te wikkelen groepen wordt onder «dochteronderneming» tevens verstaan, indien en waar passend, een bank die blijvend is aangesloten bij een centraal orgaan, het centrale orgaan zelf en hun respectieve dochterondernemingen, rekening houdend met de wijze waarop dergelijke groepen voldoen aan artikel 45 sexies, derde lid, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen. 3. Voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 8, 12 quater en 12 quinquies van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme wordt onder «af te wikkelen entiteit» verstaan een in Nederland gevestigde rechtspersoon waarvoor de Nederlandsche Bank verantwoordelijk is en die door de Nederlandsche Bank is aangemerkt als een entiteit waarvoor het afwikkelingsplan in een afwikkelingsmaatregel voorziet. HIn artikel 3A:11, eerste lid, wordt de zinsnede «onderscheidenlijk artikel 18, eerste tot en met zesde en achtste en negende lid» vervangen door «onderscheidenlijk artikel 18, eerste tot en met zesde lid bis, achtste en negende lid». IAan artikel 3A:11a wordt toegevoegd «en over de bevoegdheid, genoemd in artikel 17, vijfde lid, onderdeel k, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen». JNa artikel 3A:11a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3

A:11b. Verbieden van bepaalde uitkeringen binnen SRM.

  1. Indien een entiteit als bedoeld in artikel 3A:2 voldoet aan het gecombineerde buffervereiste, wanneer dit vereiste in beschouwing wordt genomen naast elk van de vereisten, bedoeld in artikel 141 bis, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de richtlijn kapitaalvereisten, maar niet voldoet aan het gecombineerde buffervereiste wanneer het in beschouwing wordt genomen naast de vereisten, bedoeld in de artikelen 45 quater en 45 quinquies van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, als berekend overeenkomstig artikel 45, tweede lid, onderdeel a, van die richtlijn, kan de Nederlandsche Bank, al dan niet op instructie van de Afwikkelingsraad, overeenkomstig artikel 16 bis, tweede of derde lid, van laatstgenoemde richtlijn een entiteit verbieden uitkeringen voor een bedrag dat hoger is dan het maximaal uitkeerbare bedrag voor het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, berekend overeenkomstig artikel 16 bis, vierde tot en met zesde lid, van laatstgenoemde richtlijn, te verrichten door: a. uitkeringen te verrichten in verband met tier 1-kernkapitaal; b. een verplichting aan te gaan tot het betalen van variabele beloning of van uitkeringen uit hoofde van discretionair pensioen, of tot het betalen van variabele beloning als de verplichting tot betalen werd aangegaan op het ogenblik dat de entiteit niet aan het gecombineerde buffervereiste voldeed; of c. betalingen te verrichten op aanvullend-tier 1-instrumenten. 2. Indien een entiteit zich in de in het eerste lid bedoelde situatie bevindt, meldt zij dat onverwijld aan de Nederlandsche Bank.

Artikel 3

A:11c. Verbieden van bepaalde uitkeringen buiten SRM.

Artikel 3

A:11b is van overeenkomstige toepassing op beleggingsondernemingen die geen onderdeel zijn van een groep. KArtikel 3A:13 wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt na «overeenkomst» ingevoegd «of instrument». 2. In het tweede lid wordt «derde lid» vervangen door «vijfde lid». 3. In het derde lid vervalt de zinsnede «of, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op grond van artikel 7 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, de Afwikkelingsraad » en wordt na «de afdwingbaarheid» ingevoegd «en doeltreffendheid». 4. In het vierde lid vervalt de zinsnede «of, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op grond van artikel 7 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, de Afwikkelingsraad». 5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 5. De Nederlandsche Bank kan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT