Besluit van 25 september 2012, tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige

Besluit van 25 september 2012, tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel van 22 juni 2012, nr. 2012.0000367715, directie Constitutionele Zaken en Wetgeving; Gelet op de artikelen 5, eerste lid, onderdeel c, derde en vierde lid, 6, tweede lid, 7, vierde lid, 16, eerste, derde tot en met vijfde lid, 47, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, van de Wet inburgering, artikel 4 van de Wet wettelijke grondslag bdu siv, artikel 2, vierde en vijfde lid, van de Wet participatiebudget, en de artikelen 16a, tweede lid, 18, tweede lid, 21, tweede lid, en 34, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 juli 2012, nr. W04.12.0223/I); Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel van 21 september 2012, nr. 2012-0000527453, directie Constitutionele Zaken en Wetgeving; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel b wordt «het diploma, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet» vervangen door: het diploma, bedoeld in artikel 7, vierde lid, onderdeel g, van de wet, ten bewijze waarvan het inburgeringsexamen is behaald. 2. De onderdelen c, d, f, g, i, j, k, n, o en p vervallen, onder lettering van de onderdelen e, h, l en m als c, d, e en f en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel f (nieuw) door een punt. B Artikel 2.3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. Onderdeel i vervalt, onder lettering van de onderdelen j, k en l als i, j en k. 2. Onderdeel i (nieuw), onder 1°, komt te luiden: 1°. niveau 2 voor de onderdelen Luisteren, Spreken, Lezen en Schrijven, en. 3. Onderdeel j (nieuw) komt te luiden: j. het certificaat, bedoeld in de Regeling certificaat inburgering oudkomers, indien uit de vermelding daarop blijkt dat ten minste het niveau NT2 2 voor de onderdelen Luisteren, Spreken, Lezen en Schrijven is behaald; 4. Onderdeel k (nieuw) komt te luiden:

het document, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit van 25 september 2012 tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 432);. 5. Na onderdeel k (nieuw) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: l. het inburgeringsdiploma, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet inburgering zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430). C Artikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt «het betreffende deel van het inburgeringsexamen» vervangen door «de betreffende onderdelen van het inburgeringsexamen»en wordt «ten minste de volgende niveaus van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal zijn behaald: a. niveau 2 voor de onderdelen «Luisteren» en «Spreken», en b. niveau 1 voor de onderdelen «Lezen» en «Schrijven».» vervangen door: ten minste niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal is behaald. 2. Het tweede lid komt te luiden: 2. Van de verplichting om kennis van de Nederlandse samenleving te verwerven en het betreffende onderdeel van het inburgeringsexamen te behalen, is vrijgesteld de inburgeringsplichtige die beschikt over het certificaat, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers, alsmede de verklaring van het regionaal opleidingencentrum op grond waarvan dat certificaat is afgegeven, indien uit die verklaring blijkt dat voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie is behaald: a. het niveau van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van die wet, of b. een score van de MO-Profieltoets van ten minste: 85%, indien die toets is afgelegd voor 1 september 2001, respectievelijk 80%, indien die toets is afgelegd na 31 augustus 2001. D Artikel 2.5 komt te luiden:

Artikel 2.5

Geheel vrijgesteld van de inburgeringsplicht is degene die een toets als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet inburgering nieuwkomers met goed gevolg heeft afgelegd, als gevolg waarvan hij beschikt over een besluit inhoudende dat de vaststelling van een inburgeringsprogramma achterwege wordt gelaten, E Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid vervalt «, dan wel inschrijving in de daaraan voorafgaande bevolkingsboekhouding». 2. In het tweede lid wordt «de bevolkingsboekhouding» vervangen door: de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. F Hoofdstuk 2, afdeling 4, vervalt. G Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste en het derde lid wordt «het college» en in het tweede lid «Het college» vervangen door: Onze Minister. 2. In het eerste lid wordt «artikel 6, eerste lid, van de wet» vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de wet. 3. In het vierde lid wordt «het inburgeringsexamen niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing kan worden behaald» vervangen door: niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht kan worden voldaan. H In artikel 2.8a, eerste lid, wordt «het college» telkens vervangen door: Onze Minister. I Na artikel 2.8a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.8

b.

  1. Een aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de wet, kan niet eerder worden ingediend dan zes maanden voor het verstrijken van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijn, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet. Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking. 2. In bijzondere gevallen die de inburgeringsplichtige betreffen, kan Onze Minister ambtshalve besluiten tot het verlenen van de ontheffing. 3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het verlenen van de ontheffing. J Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid vervalt onderdeel c onder lettering van de onderdelen d en e als c en d. 2. Het tweede lid vervalt alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid. K Artikel 2.10 komt te luiden:

Artikel 2.10

De inburgeringsplichtige verwerft kennis van de Nederlandse samenleving op het niveau van de bij regeling van Onze Minister vast te stellen eindtermen. L Na artikel 2.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.12
  1. Een aanvraag tot verlenging van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijn, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet, kan niet eerder worden ingediend dan zes maanden voor het verstrijken van die termijn. Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking. 2. In bijzondere gevallen die de inburgeringsplichtige betreffen, kan Onze Minister ambtshalve besluiten tot verlenging van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijn, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet. De beschikking wordt niet eerder gegeven dan zes maanden voor het verstrijken van die termijn. 3. In de beschikking wordt de duur van de verlenging vermeld. 4. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verlenging van de termijn. M Artikel 3.1 komt te luiden:

Artikel 3.1
  1. Onze Minister stelt het inburgeringsexamen vast en neemt het af. 2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste lid. N Artikel 3.2, eerste lid, komt te luiden: 1. Degene die wenst te worden toegelaten tot een of meer onderdelen van het inburgeringsexamen, meldt zich daartoe schriftelijk aan overeenkomstig de door Onze Minister gestelde regels. O Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid vervalt «bij Onze Minister» en wordt «examens» vervangen door: onderdelen van het inburgeringsexamen. 2. In het tweede lid vervalt «voor de examens die bij Onze Minister worden afgelegd,». 3. Het derde lid vervalt. P Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste tot en met derde lid wordt «dan wel een deel daarvan» telkens vervangen door: dan wel een onderdeel daarvan. 2. In het tweede lid wordt «het college» vervangen door: Onze Minister. 3. In het derde lid wordt na «In de overige gevallen legt de kandidaat een advies over van een» ingevoegd: door Onze Minister aangewezen. Q Artikel 3.6 komt te luiden:

Artikel 3.6
  1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van een onderdeel van het inburgeringsexamen aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, kan Onze Minister het inburgeringsexamen ongeldig verklaren en bepalen dat de kandidaat het inburgeringsexamen of een onderdeel daarvan opnieuw moet afleggen. 2. Indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het examen wordt ontdekt, kan Onze Minister het examenresultaat ongeldig verklaren. R De artikelen 3.7 en 3.8 vervallen. S Artikel 3.9 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Het inburgeringsexamen bestaat uit de volgende onderdelen: a. leesvaardigheid; b. luistervaardigheid; c. schrijfvaardigheid; d. spreekvaardigheid; e. kennis van de Nederlandse samenleving. 2. In het tweede lid wordt «examens» vervangen door «onderdelen van het inburgeringsexamen, onder a, b, d en e» en wordt na de eerste volzin ingevoegd: Het in het eerste lid, onder c, genoemde onderdeel van het inburgeringsexamen wordt schriftelijk afgelegd. 3. In...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT