Besluit van 7 augustus 1998, houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Inkomstenbesluit militairen in verband met actualisering van de bevoegdheidstoedeling en invoering van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1998

528

Besluit van 7 augustus 1998, houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Inkomstenbesluit militairen in verband met actualisering van de bevoegdheidstoedeling en invoering van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 13 maart 1998, nr. P/98001219;

Gelet op artikel 12 van de Militaire ambtenarenwet 1931; De Raad van State gehoord (advies van 12 juni 1998, nr. W07.98.0099); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 31 juli 1998, nr. P/98005158;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Algemeen militair ambtenarenreglement1 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In de artikelen 1, 2, 4, 7, 27 tweede lid, 38, 39 zesde lid, 42 eerste lid, 45, 53, 55 veertiende lid, 64, 90a, 90b, 103, 118 derde lid, 119, 120, 124, 140, 147 derde lid, 148, 151, 152 en 153 wordt «de minister» telkenmale vervangen door: Onze Minister.

  2. In de artikelen 1, 18 en 54 vervallen bij de begripsaanduidingen de aanhalingstekens.

  3. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    1. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

      1. «zeemacht, landmacht, luchtmacht en marechaussee»: de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee;

    2. In het eerste lid worden na onderdeel g drie nieuwe onderdelen toegevoegd, die komen te luiden:

      Staatsblad 1998 528 1

      1. «de bevelhebber» de bevelhebber van het desbetreffende krijgsmachtdeel of de commandant van het wapen der Koninklijke marechaussee;

      2. «de commandant» een bij ministeriële regeling aan te wijzen functionaris.

      3. marechaussee: de militaire ambtenaar aangesteld bij de Koninklijke landmacht en ingedeeld bij het Wapen der Koninklijke marechaussee.

    3. In het zesde lid wordt «Algemeen rijksambtenarenreglement (Stb. 1931, 248)» vervangen door: Burgerlijk ambtenarenreglement defensie.

    4. Het achtste lid vervalt.

  4. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    1. In het eerste lid vervalt «of doen afwijken». 2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid in het tweede lid.

    2. In het tweede lid wordt onder verlettering van onderdeel c in onderdeel d ingevoegd een nieuw onderdeel c luidend:

      1. ten behoeve van operaties in het kader van internationale overeenkomsten of andere verplichtingen door Nederland aangegaan.

    3. In onderdeel d wordt «bedoeld onder a en b» gewijzigd in: bedoeld onder a, b en c.

  5. In artikel 3 wordt: «De Minister» vervangen door: De commandant

  6. Na artikel 3 wordt toegevoegd een nieuw artikel 3a dat komt te luiden:

    3a Mandaatverlening

    De bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in de hoofdstukken 7, 8, 10 en 11, kan door Onze Minister worden gemandateerd aan de directeur-generaal personeel van het ministerie van Defensie.

  7. De artikelen 4a, 5 en 6 komen te luiden:

Artikel 4

a Werving en selectie.

  1. De bevelhebber maakt bij de werving bekend en verschaft informatie over: a. de voorwaarden voor aanstelling als bedoeld in artikel 5; b. de uiterlijke datum van inzending van de sollicitatieformulieren; c. bijzondere selectie-onderzoeken; d. de arbeidsvoorwaarden; e. de inhoud van de opleiding; f. de inhoud van de in de regel te vervullen functies; g. de informatie verschaffende instanties.

  2. Tijdens de selectie worden de gestelde voorwaarden, bedoeld in het eerste lid onder a, niet ten nadele van de gegadigde gewijzigd.

  3. Het inwinnen van inlichtingen - anders dan in het kader van het veiligheidsonderzoek - bij personen en instanties buiten het Ministerie

    Staatsblad 1998 528 2

    van Defensie staat in direct verband met het functioneren binnen de organisatie en vindt uitsluitend plaats onder opgave van redenen aan de gegadigde en nadat met hem is overeengekomen bij wie en in welke fase van het selectieonderzoek dat kan geschieden.

  4. De gegadigde wordt - op diens verzoek - geïnformeerd omtrent de inhoud van de inlichtingen, bedoeld in het derde lid en welke betekenis hieraan voor de selectie is toegekend. De informant wordt vooraf van dit recht van de gegadigde in kennis gesteld.

  5. De gegadigde heeft het recht kennis te nemen van de uitslag van het psychologisch onderzoek en om, desgewenst, hierop een toelichting te ontvangen van respectievelijk de psycholoog die het onderzoek heeft verricht of de psycholoog onder wiens verantwoordelijkheid het psychologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.

  6. De gegadigde heeft het recht om kennis te nemen van de uitslag van het geneeskundig onderzoek binnen twee weken na vaststelling en om, desgewenst, hierop een toelichting te ontvangen van respectievelijk de arts die het onderzoek heeft verricht of de arts onder wiens verantwoordelijkheid het geneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden.

  7. De gegadigde heeft het recht zijn bedenkingen tegen de uitslag van een geneeskundig of psychologisch onderzoek kenbaar te maken. Indien deze bedenkingen door een door Onze Minister aan te wijzen arts respectievelijk psycholoog gegrond zijn verklaard, kan hij desgewenst aan een hernieuwd onderzoek worden onderworpen.

  8. Aan de gegadigde die deelneemt aan de selectie of onderdelen daarvan wordt een tegemoetkoming wegens ondergane inkomstenderving en gemaakte reiskosten verleend. De kosten die de gegadigde maakt teneinde resultaten van onderdelen van de selectie te verkrijgen worden niet vergoed.

Artikel 5

Voorwaarden voor aanstelling.

  1. Om in aanmerking te komen voor een aanstelling dient de gegadigde: a. het Nederlanderschap te bezitten; b. te voldoen aan de eisen van lichamelijke en geestelijke geschiktheid die ter zake zijn gesteld bij of krachtens het Militair Keuringsreglement; c. zich schriftelijk bereid te verklaren tot het afleggen van de eed of belofte; d. afhankelijk van de functie dan wel de groepen van functies waarvoor hij is bestemd te voldoen aan, voor zover niet bij of krachtens wet anders is bepaald, door de bevelhebber vastgestelde bijzondere eisen inzake:

    1. leeftijd;

    2. vooropleiding;

    3. geschiktheid, anders dan bedoeld onder b, en bekwaamheid.

  2. Wanneer aan de aanstelling een proeftijd is verbonden, kan in bijzondere gevallen worden afgeweken van de bij en krachtens het eerste lid, onder a, b en d, gestelde voorwaarden, indien in redelijkheid mag worden verwacht dat vóór het einde van de proeftijd wel aan de voorwaarden is voldaan. Indien op de laatste dag van de proeftijd niet is voldaan aan alle voorwaarden voor aanstelling, eindigt met ingang van die dag de aanstelling van rechtswege.

  3. De gegadigde kan alleen worden aangesteld als ten diens aanzien in verband met de voorgenomen aanstelling een verklaring als bedoeld in

    Staatsblad 1998 528 3

artikel 1

eerste lid, onder b, van de Wet veiligheidsonderzoeken is afgegeven.

Artikel 6

Verandering van de aanstellingsduur.

  1. Een aanstelling voor een bepaalde tijd kan door het op grond van artikel 4 bevoegde gezag worden verlengd indien de militair zulks wenst, of worden bekort indien de militair daarmee instemt.

  2. Onze Minister kan een aanstelling voor een bepaalde tijd verlengen, indien op het tijdstip van beëindiging één van de in artikel 42, eerste lid, onder a, b, c, e of f, genoemde omstandigheden zich voordoet. Ontslagaanvragen van militairen kunnen worden afgewezen en wel tot het tijdstip waarop de hiervoor genoemde desbetreffende omstandigheid zich niet meer voordoet.

    1. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

  3. In het eerste, tweede en derde lid wordt «, naar regelen door de minister te stellen,» telkenmale vervangen door «, naar bij ministeriële regeling te stellen regels,».

  4. In het tweede lid vervalt «alsmede in het geval dat de betrokkene op grond van de Dienstplichtwet na zijn ontslag bij het beroepspersoneel van rechtswege tot het reservepersoneel zal komen te behoren,».

  5. In het derde lid vervallen na «anders dan» de dubbele punt en de aanduiding «a.» evenals de puntkomma na «aanstellingen» en evenzo het onderdeel b.

    I. De artikelen 8 en 9 komen te luiden:

Artikel 8

Rang of stand en klasse bij aanstelling.

Aan de militair wordt door het op grond van artikel 4 bevoegde gezag bij aanstelling een rang of stand en klasse toegekend.

Artikel 9

Proeftijd.

Aan een aanstelling kan door het op grond van artikel 4 bevoegde gezag een proeftijd van ten hoogste twaalf kalendermaanden worden verbonden.

  1. In artikel 11, tweede lid, vervalt «onder a, b, c en derde lid».

  2. In artikel 12a, eerste lid, vervalt «op een door de minister te bepalen wijze,».

L. Hoofdstuk 3 komt te luiden:

HOOFDSTUK 3 OPLEIDING

Artikel 13

Initiële opleidingen.

  1. De militair wordt door de bevelhebber bij aanstelling in beginsel aangewezen voor het volgen van een initiële opleiding. Deze opleiding is ten minste gericht op het verkrijgen van de benodigde kennis en vaardigheid voor de eerste functie(s) waarvoor hij is bestemd.

    Staatsblad 1998 528 4

  2. Aan de aanwijzing voor een initiële opleiding kan de verplichting worden verbonden tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de kosten van de opleiding, indien de militair na het verstrijken van de voor hem geldende proeftijd: a. wordt ontheven van de opleiding; b. voordat de tijd, bedoeld in de eerste volzin van het eerste of tweede lid van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT