Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES

Besluit van 20 december 2023, houdende regels met betrekking tot inrichtingen- en activiteiten, milieueffectrapportage en de kwaliteit van toezicht en handhaving, ter bescherming van de fysieke leefomgeving op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 18 augustus 2023, nr. IENW/BSK-2022/228899, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken; Gelet op de artikelen 1.2, derde lid, 1.3, 5.1, eerste, tweede en vierde lid, 5.4, eerste, derde en vijfde lid, 5.6, tweede lid, 5.7, tweede lid, 5.9, eerste en tweede lid, 5.14, vierde lid, 5.21, eerste, tweede en derde lid, 5.25, zesde lid, 5.39, derde lid, 6.1, eerste, tweede en vierde lid, 7.1, eerste tot en met vierde lid, 8.6, tweede lid, onderdeel a, en 10.9, eerste, tweede en derde lid, van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 november 2023, nr. No. W17.23.00228/IV); Gezien het nader rapport van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 14 december 2023, nr. IenW/BSK-2023/343615, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1

Begripsbepalingen.

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:bestuurscollege:

bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;bufferzone gevoelig gebied:a. zone rondom een gevoelig gebied dat is aangewezen als natuurpark zoals omschreven krachtens de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES; b. zone van 500 meter rondom een gevoelig gebied dat is aangemeld als watergebied van internationale betekenis; eilandsraad:

eilandsraad van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;gevoelig gebied:a. gebied dat krachtens artikel 2a of 10 van de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES is aangewezen als natuurpark; b. gebied dat krachtens de Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats voor watervogels, van 2 februari 1971 (Trb. 1975, 84 ), is aangemeld als watergebied van internationale betekenis; c. gebied dat krachtens de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES in een geldend ontwikkelingsplan is aangewezen als beschermd gebied; d. cultureel erfgoed, zijnde de monumenten, stads- en dorpsgezichten en archeologisch erfgoed, bedoeld in artikel 1 van de Monumentenwet BES; ongewoon voorval:

ongewoon voorval als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de wet;wet:

Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES.

Artikel 1.2

Categorieën van inrichtingen.

  1. Als categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de wet worden aangewezen de inrichtingen die in bijlage 1 bij dit besluit zijn genoemd. 2. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een: a. inrichting type I: inrichting die als type I is aangewezen in bijlage 1; b. inrichting type II: inrichting die als type II is aangewezen in bijlage 1; c. inrichting type III: inrichting die als type III is aangewezen in bijlage 1; d. inrichting type IV: inrichting die als type IV is aangewezen in bijlage 1.

Artikel 1.3

Bevoegd gezag.

  1. Het bestuurscollege is het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen type I, type II en type III. 2. Onze Minister is het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen type IV.

Artikel 1.4

Zorgplicht.

  1. Degene die een inrichting type I, II, III of IV drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat hiermee nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan die niet of onvoldoende kunnen worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen. 2. Als het voorkomen van de nadelige gevolgen, bedoeld in het eerste lid, niet mogelijk is, is diegene verplicht deze gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. 3. Onder het voorkomen, beperken of ongedaan maken van het ontstaan van de nadelige gevolgen wordt verstaan: a. een doelmatig gebruik van energie en grondstoffen; b. het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van: 1°. bodemverontreiniging; 2°. verontreiniging van het grondwater; 3°. verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam; 4°. luchtverontreiniging; 5°. geluidhinder; c. het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van: 1°. geurhinder; 2°. lichthinder; 3°. stofhinder; 4°. trillinghinder; d. het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van personen en goederen van en naar de inrichting; e. het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan; f. het zorgen voor een goede staat van onderhoud van de inrichting; g. de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater; h. het doelmatig beheer van afvalwater, afvalstoffen en energie; i. het beschermen van de duisternis en het donkere landschap in door het bevoegd gezag aangewezen gebieden.

HOOFDSTUK 2 REGELS VOOR INRICHTINGEN TYPE I EN II

Artikel 2.1

Kwaliteitscriteria.

  1. Degene die een type I of II inrichting drijft, voldoet aan de bij ministeriële regeling vast te stellen kwaliteitscriteria alsmede aan de nadere regels gesteld bij eilandsverordening. 2. De bij ministeriële regeling vast te stellen kwaliteitscriteria hebben in elk geval betrekking op de onderwerpen: a. het doelmatig beheer van afvalstoffen; b. de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater; c. het doelmatig beheer van het afvalwater en het beperken van de hoeveelheid afvalwater; d. het voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam; e. het beschermen van het koraalrifecosysteem; f. het beschermen van de kwaliteit van de bodem en van het grondwater; g. het voorkomen van de verontreiniging van de bodem; h. het voorkomen of beperken van geluidhinder, lichthinder, trillinghinder en geurhinder; i. het beschermen van de kwaliteit van de lucht; j. het voorkomen of het beperken van diffuse emissies in de lucht; k. het waarborgen van de veiligheid; l. het beschermen van de gezondheid; m. het zuinig gebruik van grondstoffen; n. doelmatig energiegebruik. 3. De eilandsraad stelt nadere regels als bedoeld in artikel 5.1, vierde lid, van de wet, over de kwaliteitscriteria, bedoeld in het eerste lid, die betrekking hebben op de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 2.2

Melding inrichting type II.

  1. Degene die een inrichting type II opricht, verandert of de werking daarvan verandert, meldt dat bij het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid. 2. De melding wordt uiterlijk vier weken voor de datum waarop de oprichting, verandering of verandering van de werking plaats zal vinden gedaan. 3. De melding is niet vereist als overeenkomstig dit artikel al eerder een melding is gedaan en geen sprake is van een afwijking van de bij die eerdere melding verstrekte gegevens. 4. Bij een melding worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt: a. naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van degene die de inrichting opricht, verandert of de werking daarvan verandert; b. naam, adres en kadastraal perceelnummer van de inrichting; c. inschrijvingsnummer van het bedrijf bij de Kamer van Koophandel; d. voorgenomen tijdstip van oprichting of verandering van de inrichting; e. aard en omvang van de activiteiten van de inrichting; f. nummer van de bouwvergunning.

Artikel 2.3

Maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 5.4, derde lid van de wet, voor inrichtingen type I en II.

  1. Het bestuurscollege kan ambtshalve of op aanvraag van degene die een inrichting type I of II drijft, maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 5.4, derde lid, van de wet, vaststellen, indien deze voorschriften betrekking hebben op bij ministeriële regeling of eilandsverordening vast te stellen kwaliteitscriteria en een hoger of gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu bieden dan het bepaalde op grond van artikel 2.1, eerste, tweede en derde lid. 2. Het bevoegd gezag: a. houdt rekening met de bedrijfseconomische omstandigheden van de inrichting; en b. stelt in de beschikking per voorschrift een redelijke termijn vast waarbinnen het voorschrift moet zijn uitgevoerd. 3. Het bevoegd gezag geeft openbaar kennis van de beschikking, waarin een maatwerkvoorschrift als bedoeld in het eerste lid, wordt gesteld in één of meer plaatselijke dagbladen en voorts op de voor publicatie van officiële mededelingen gebruikelijke wijze en legt de beschikking ter inzage gedurende 6 weken.

HOOFDSTUK 3 REGELS VOOR INRICHTINGEN TYPE III en IV

Artikel 3.1

Vergunningplicht.

Degene die een inrichting type III of IV opricht, in werking heeft, verandert of de werking daarvan verandert, vraagt schriftelijk een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, tweede...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT