Wet van 28 maart 1996, houdende regels inzake vergunningen voor de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur (Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1996

319

Wet van 28 maart 1996, houdende regels inzake vergunningen voor de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur (Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben dat door de wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen bij wet van (Stb. ...) de exploitatie- en gebruiksmogelijkheden van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen als bedoeld in de artikelen 21 en 23 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen alsmede de aanlegmogelijkheid van de kabelgebonden inrichtingen als bedoeld in artikel 23 van deze wet zijn verruimd; dat het mede ter bevordering van een situatie met meerdere aanbieders van een landelijke kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur wenselijk is een wettelijke regeling te treffen voor het verlenen van vergunningen voor de exploitatie van kabelgebonden telecommunicatieinrichtingen als bedoeld in de artikelen 21 en 23 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen als openbaar telecommunicatienet door het aan derden aanbieden van vaste verbindingen en voor de aanleg en instandhouding van nieuwe kabelgebonden infrastructuur; dat het in verband met de huidige indeling van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen wenselijk is om, in afwachting van de algehele herziening van die wet, de grondslag voor de verlening van deze vergunningen niet in de Wet op de telecommunicatievoorzieningen maar in een afzonderlijke wet neer te leggen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I BEGRIPSOMSCHRIJVING Artículo 1
Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder: a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat; b. infrastructuurvergunning: een vergunning voor de aanleg, instand-

Staatsblad 1996 319 1

houding en exploitatie van kabelgebonden telecommunicatieinfrastructuur; c. kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur: de telecommunicatie-infrastructuur als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder i, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen; d. vaste verbinding: een vaste verbinding als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder m, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen; e. dekkingsgraad: de mate van aanwezig zijn van kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, uitgedrukt in geografische criteria, aantallen aansluitpunten of categorieën van aangeslotenen, waarbij kan worden onderscheiden naar de aard van het gebied.

HOOFDSTUK II INFRASTRUCTUURVERGUNNINGEN Artículos 2 y 3
Artikel 2
  1. Door Onze Minister worden op aanvraag vergunningen verleend - al dan niet met gebiedsbeperking - voor de aanleg, de instandhouding alsmede de exploitatie van kabelgebonden telecommunicatieinfrastructuur door het aan derden aanbieden van vaste verbindingen. 2. Bij de vergunning zonder gebiedsbeperking kunnen tevens radio-frequenties worden toegekend om ter ondersteuning van de vergunde activiteiten een of meer verbindingen tussen vaste punten tot stand te brengen. 3. Onze Minister kan aan de houder van een infrastructuurvergunning - al dan niet verleend met een gebiedsbeperking - nummers toekennen ten behoeve van het verzorgen van telecommunicatiediensten over zijn telecommunicatie-infrastructuur door hemzelf of door derden, waarbij voorschriften en beperkingen kunnen worden gesteld. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de aanvraagprocedure tot het toekennen of reserveren van nummers alsmede de wijziging of intrekking van een toekenning of reservering.

Artikel 3
  1. Bij ministeriële regeling worden regels van administratieve aard gesteld ten aanzien van de totstandkoming van besluiten betreffende de verlening, wijziging, verlenging of intrekking van infrastructuurvergunningen. 2. De regels hebben in elk geval betrekking op: a. de inhoud van aanvragen tot verlening, wijziging, verlenging of intrekking van infrastructuurvergunningen en de daarbij te overleggen gegevens; b. de wijze waarop aanvragen tot verlening, wijziging, verlenging of intrekking van infrastructuurvergunningen worden ingediend en behandeld; c. de termijn waarbinnen op aanvragen wordt beslist. 3. Van de aanvraag tot verlening of verlenging van een infrastructuurvergunning maakt in elk geval deel uit een technisch en financieel plan voor de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van de telecommunicatie-infrastructuur waarop de aanvraag betrekking heeft.

Staatsblad 1996 319 2

HOOFDSTUK III INFRASTRUCTUURVERGUNNINGEN MET EEN GEBIEDSBEPERKING Artículos 4 a 15
Artikel 4

Waar in dit hoofdstuk sprake is van infrastructuurvergunningen worden daarmee uitsluitend bedoeld infrastructuurvergunningen met een gebiedsbeperking.

Artikel 5
  1. Infrastructuurvergunningen worden in gebieden waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een machtiging van kracht is als bedoeld in artikel 21 of 23 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen behoudens het bepaalde in het derde lid, uitsluitend verleend aan de desbetreffende machtiginghouder of - met diens instemming - aan degene die de machtiging exploiteert, en wel voor het gebied waarvoor de betreffende machtiging geldt. Het in de vorige volzin bedoelde voorkeursrecht vervalt indien niet binnen twaalf weken na de inwerkingtreding van deze wet een aanvraag voor een infrastructuurvergunning is ingediend. 2. Voor de toepassing van het eerste lid komen niet in aanmerking machtiginghouders wier machtigingsgebied kleiner is dan een nader bij ministeriële regeling te bepalen omvang, welke kan verschillen ten aanzien van inrichtingen als bedoeld in artikel 21 onderscheidenlijk artikel 23 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. 3. Indien de aanvraag om een infrastructuurvergunning overeenkomstig het eerste lid, van de betreffende houder van een machtiging als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen of van degene die de betreffende machtiging exploiteert, wordt geweigerd of indien niet binnen twaalf weken na de inwerkingtreding van deze wet een zodanige aanvraag door een van deze personen is ingediend, wordt de infrastructuurvergunning verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, tweede lid.

Artikel 6
  1. In gebieden waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet geen machtiging van kracht is als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen wordt per gebied slechtséén infrastructuurvergunning verleend...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT