Wet van 29 december 2008 tot intrekking van de Invoeringswet Wet werk en bijstand

Wet van 29 december 2008 tot intrekking van de Invoeringswet Wet werk en bijstand

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat in het kader van deregulering het wenselijk is de Invoeringswet Wet werk en bijstand in te trekken; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET WERK EN BIJSTAND

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:AAan artikel 1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd, luidende: i. Algemene bijstandswet: Algemene bijstandswet zoals deze luidde op 31 december 2003; j. Wet inschakeling werkzoekenden: Wet inschakeling werkzoekenden zoals deze luidde op 31 december 2003; k. Besluit in- en doorstroombanen: Besluit in- en doorstroombanen zoals dit luidde op 31 december 2003; l. Invoeringswet Wet werk en bijstand: Invoeringswet Wet werk en bijstand zoals deze luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 29 december 2008 tot intrekking van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Stb. 586). BOnder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid, vervalt in artikel 46 het derde lid.CParagraaf 6.5 komt te luiden:

§ 6.5 Verhaal

Artikel 61

Algemeen.

Kosten van bijstand kunnen door het college worden verhaald in de gevallen en naar de regels aangegeven in deze paragraaf.

Artikel 62

Onderhoudsplicht.

Kosten van bijstand kunnen tot de grens van de onderhoudsplicht, bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, worden verhaald:a. op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt; b. op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt; c. op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend.

Artikel 62

a Uitkering tot levensonderhoud.

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht, bedoeld in artikel 159a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 62, en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.

Artikel 62

b Verhaal volgens rechterlijke uitspraak.

  1. Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak. 2. De betaling van het verschuldigde geschiedt binnen 30 dagen na bekendmaking van het besluit tot verhaal overeenkomstig het eerste lid. 3. Degene op wie wordt verhaald kan binnen de termijn waarbinnen betaling moet plaatsvinden tegen het besluit tot verhaal in verzet komen door een verzoekschrift aan de rechtbank. Het verzet kan niet gegrond zijn op de bewering dat de uitkering tot onderhoud ten onrechte is opgelegd of onjuist is vastgesteld. Indien tijdig verzet is gedaan wordt de invordering pas voortgezet zodra het verzet is ingetrokken of ongegrond verklaard. 4. Het college is bevoegd, met uitsluiting van degene die de bijstand ontvangt, het verschuldigde bij dwangbevel in te vorderen.

Artikel 62

c Bevoegd college.

  1. Indien degene, die bijstand ontvangt of heeft ontvangen en ten aanzien van wie door de rechter een verhaalsbedrag verschuldigd op grond van artikel 159a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 62 is vastgesteld, zijn woonplaats verplaatst naar een andere gemeente en aldaar bijstand ontvangt of heeft ontvangen, gaat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak op het college van de andere gemeente over. 2. Het college van de vertrekgemeente blijft bevoegd tot tenuitvoerlegging voor zover het gaat om betalingsachterstanden ter zake van verhaal van bijstand die door dat college is verleend.

Artikel 62

d Indexering.

  1. Het door de rechter vastgestelde verhaalsbedrag verschuldigd op grond van artikel 159a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 62 wordt jaarlijks met ingang van 1 januari van rechtswege gewijzigd met het op grond van artikel 402a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen percentage. 2. De toepassing van het eerste lid blijft achterwege indien de wijziging van rechtswege bij rechterlijke uitspraak is uitgesloten.

Artikel 62

e Gewijzigde omstandigheden.

  1. Het door de rechter vastgestelde verhaalsbedrag kan op verzoek van het college of van degene op wie verhaal wordt uitgeoefend door de rechter worden gewijzigd op grond van gewijzigde omstandigheden. 2. Het college kan aan de rechter verzoeken het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter: a. deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek; b. geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

Artikel 62

f Verhaal bij schenking en nalatenschap.

Kosten van bijstand kunnen door het college worden verhaald op:a. degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien; b. de nalatenschap van de persoon indien: 1°. aan die...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT