Besluit van 19 maart 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 oktober 1976, Stb. 509, houdende uitvoering van artikel 3a, eerste lid, van de Opiumwet

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1999

169

Besluit van 19 maart 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 oktober 1976, Stb. 509, houdende uitvoering van artikel 3a, eerste lid, van de Opiumwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 november 1998, GMV 986185, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 3a, eerste lid, van de Opiumwet;

De Raad van State gehoord d.d. 25 januari 1999, W13.98.0564; Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 maart 1999, GMV 99994, uitgebracht in overeen-stemming met Onze Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het koninklijk besluit van 18 oktober 1976, houdende uitvoering van artikel 3a, eerste lid, van de Opiumwet (Stb. 509)1, wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4

komt te luiden.

Artikel 4

De verboden, gesteld in artikel 3, eerste lid, onder B, van de wet, gelden niet voor hennep die kennelijk bestemd is voor de winning van vezel of de vermeerdering van zaad voor de productie van vezelhennep, met dien verstande dat de uitzondering van het verbod op het telen van hennep slechts geldt voorzover de teelt plaatsvindt in de volle grond en in de open lucht.

B

Na artikel 4 worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Staatsblad 1999 169 1

Artikel 4

a.

Het verbod op het aanwezig hebben, bewerken of verwerken, gesteld in artikel 3, eerste lid, onder B en C, van de wet, geldt niet voor barbital of een preparaat dat barbital bevat, voorzover kennelijk bestemd voor analytisch-chemische doeleinden.

Artikel 4

b.

Het verbod, gesteld in de artikelen 2, eerste lid, onder A, en 3, eerste lid, onder A, van de wet, alsmede het verbod op het aanwezig hebben, verwerken of vervoeren, gesteld in de artikelen 2, eerste lid, onder B en C, en 3, eerste lid, onder B en C, van de wet, gelden niet voor diagnostisch materiaal ter opsporing en identificatie van middelen waarop de wet betrekking heeft, indien de concentratie van elk van de daarin aanwezige middelen niet hoger is dan 0,01%.

Artikel 4

c.

Het verbod, gesteld in de artikelen 2, eerste lid, onder A, en 3, eerste lid, onder A, van de wet, alsmede het verbod op het aanwezig hebben, vervoeren, verkopen, afleveren en verstrekken, gesteld in de artikelen 2, eerste lid, onder B en C, en 3, eerste lid, onder B en C, van de wet, gelden niet indien het een homeopathisch farmaceutisch product betreft in de zin van het Besluit homeopathische farmaceutische producten dat een middel bevat waarop de wet betrekking heeft, de farmaceutische vorm van dat product geen hogere concentratie van het middel heeft dan éénmiljoenste deel van de oertinctuur, en in de verpakking waarin het product in de handel wordt gebracht niet meer dan 1 microgram van het middel aanwezig is.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking wanneer het bij koninklijke boodschap van 24 april 1997 ingediende voorstel van Wet tot wijziging van de Opiumwet in verband met de invoering van een verhoogde strafmaat voor beroepsof bedrijfsmatige hennepteelt (Kamerstukken II, 1996/97, nr. 25 325) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 19 maart 1999 Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers

Uitgegeven de twintigste...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT