Besluit van 8 mei 2003, houdende regels voor de vergunning voor levering van elektriciteit aan kleinverbruikers (Besluit vergunning levering elektriciteit aan kleinverbruikers)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2003

207

Besluit van 8 mei 2003, houdende regels voor de vergunning voor levering van elektriciteit aan kleinverbruikers (Besluit vergunning levering elektriciteit aan kleinverbruikers)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 januari 2003, nr. WJZ 03001677;

Gelet op artikel 95c, tweede lid, en 95d van de Elektriciteitswet 1998; De Raad van State gehoord (advies van 13 maart 2003, no. W10.03.0035/ II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische

Zaken van 1 mei 2003, nr. WJZ 3003019;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder: a. wet: de Elektriciteitswet 1998; b. kleinverbruiker: de in artikel 95a, eerste lid, van de wet bedoelde afnemer; c. vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van

de wet; d. aanvraag: de aanvraag om een vergunning voor de levering van

elektriciteit aan kleinverbruikers; e. aanvrager: degene die een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers aanvraagt; f. erkenning als volledig programma-verantwoordelijke: de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op basis van de voorwaarden, vastgesteld ingevolge artikel 36 of artikel 37 van de wet, afgegeven erkenning van een partij als volledig programmaverantwoordelijke.

Artikel 2
  1. Een aanvraag voor een vergunning wordt bij de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie ingediend. 2. De aanvraag voor een vergunning bevat in aanvulling op artikel 4:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht: a. de overeenkomst van erkenning als volledig programmaverantwoordelijke van de aanvrager of een contract van de aanvrager met

Staatsblad 2003 207 1

een andere partij voor het overdragen van de programma-verantwoordelijkheid en de erkenning als volledig programma-verantwoordelijke van deze partij, b. een recente jaarrekening of een openingsbalans, welke is voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, c. een recente verklaring van de rechtbank op basis van de registers, bedoeld in de artikelen 19 en 222a van de Faillissementswet, waaruit blijkt dat de aanvrager niet in staat van faillissement verkeert en dat de aanvrager geen surseance van betaling is verleend, d. een beschrijving van de organisatie van de aanvrager, waarin in ieder geval is opgenomen de voorziene administratieve organisatie, met inbegrip van de financiële administratie, en de interne of externe controle hierop, e. voorbeelden van alle door de aanvrager gehanteerde offertes en overeenkomsten voor kleinverbruikers met de hierbij behorende algemene voorwaarden en f. de door de aanvrager gehanteerde klachten- en geschillenregeling voor kleinverbruikers.

Artikel 3
  1. De aanvrager beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten indien: a. de aanvrager of, indien de aanvrager de programma-verantwoordelijkheid heeft overgedragen, degene aan wie de aanvrager de programma-verantwoordelijkheid heeft overgedragen, voor voldoende lange termijn een erkenning als volledig programma-verantwoordelijke is verleend, b. de aanvrager over een goede administratieve organisatie, met inbegrip van de financiële administratie, en over een goede interne of externe controle hierop beschikt, c. de aanvrager niet in staat van faillissement verkeert en d. de aanvrager geen surseance van betaling is verleend. 2. De aanvrager hanteert redelijke voorwaarden indien hij: a. duidelijke offertes en overeenkomsten hanteert, waarin de hoogte van de tarieven en de opbouw hiervan is aangegeven, b. een transparante en redelijke betalingsregeling hanteert, c. een transparante en redelijke regeling voor het opzeggen of ontbinden van overeenkomsten hanteert en d. in staat is klachten en geschillen op een adequate wijze te behandelen.

Artikel 4

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 november 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (Kamerstukken II 2002/03, 28 665) tot wet wordt verheven en in werking treedt, berust dit besluit op artikel 95d, tweede lid, en artikel 95e van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Staatsblad 2003 207 2

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vergunning levering elektriciteit aan kleinverbruikers.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 mei 2003

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken, J. G. Wijn

Uitgegeven de tweeëntwintigste mei 2003

De Minister van Justitie, J. P. H. Donner

STB7842 ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 2003

Staatsblad 2003 207 3

NOTA VAN TOELICHTING

  1. ALGEMEEN

    1. Doel en aanleiding

      Op grond van artikel 95a van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: de wet) is het sinds 1 januari 2002, behoudens enkele uitzonderingen, verboden zonder vergunning elektriciteit te leveren aan kleinverbruikers. Artikel 95c, eerste lid van de wet, bepaalt dat een vergunning wordt verleend indien de aanvrager aantoont dat hij beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak en redelijkerwijs in staat kan worden geacht de opgelegde verplichtingen na te komen.

      Ingevolge artikel 95c, tweede lid, van de wet worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels vastgelegd met betrekking tot de procedure voor aanvraag van een vergunning en de criteria waaraan wordt getoetst. Dit besluit strekt ertoe uitvoering te geven aan artikel 95c, tweede lid, van de wet. Tussen 1 januari 2002 en de inwerkingtreding van dit besluit, is aan de bevoegdheid vergunningen te verlenen invulling gegeven met de Beleidsregel vergunningen voor leveranciers van elektriciteit aan kleinverbruikers (Stcrt. 2001, 225). Op het moment dat dit besluit in werking treedt, is de beleidsregel overbodig en zal dus worden ingetrokken.

    2. Liberalisering van de elektriciteitsmarkt

      Sinds 1 juli 2001 is de elektriciteitsmarkt voor duurzaam opgewekte elektriciteit volledig geliberaliseerd. Dit betekent dat alle afnemers, dus ook de thans nog beschermde afnemers, met ingang van deze datum vrij zijn duurzaam opgewekte elektriciteit af te nemen van de leverancier van hun keuze. Op basis van het op 1 januari 2002 inwerking getreden artikel 53, tweede lid, onderdeel e, van de wet is met ingang van deze datum geen leveringsvergunning (op grond van artikel 54 van de wet) meer nodig voor het leveren van duurzaam...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT