Besluit van 7 mei 1999, houdende wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 alsmede uitvoering van artikel 2, derde lid, van de Tracéwet

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1999

224

Besluit van 7 mei 1999, houdende wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 alsmede uitvoering van artikel 2, derde lid, van de Tracéwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 december 1998, nr. MJZ98123255, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens Onze Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op richtlijn nr. 97/11/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 maart 1997 tot wijziging van richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEG L 73);

Gelet op de artikelen 7.2, 7.4, 7.5, achtste lid, 7.8e en 7.35, vierde lid, van de Wet milieubeheer en, voor zover het betreft artikel III, op artikel 2, derde lid, van de Tracéwet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 maart 1999, nr. W08.98.0589/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 april 1999, nr. MJZ 99164418, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit milieu-effectrapportage 19941 wordt gewijzigd als volgt.

A

Aan het tweede lid van artikel 2 wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien een activiteit behoort tot een categorie van activiteiten die zowel in onderdeel C als in onderdeel D van de bijlage omschreven is en zij tevens voldoet aan de in de daarbij aangegeven categorieën van gevallen genoemde criteria, behoort zij tot de in onderdeel C omschreven categorie van activiteiten.

Staatsblad 1999 224 1

B

C

D

E

F

G

De bijlage wordt als volgt gewijzigd. 1. Onderdeel A wordt vervangen door het in de bij dit besluit behorende bijlage 1 opgenomen onderdeel A. 2. Onderdeel B vervalt. 3. Onderdeel C wordt vervangen door het in de bij dit besluit behorende bijlage 2 opgenomen onderdeel C. 4. Onderdeel D wordt vervangen door het in de bij dit behorende besluit bijlage 3 opgenomen onderdeel D.

ARTIKEL II

Indien voor 14 maart 1999, met betrekking tot een activiteit als bedoeld in artikel 7.2 of 7.4 van de Wet milieubeheer, a. een aanvraag als bedoeld in artikel 7.28 van de Wet milieubeheer is ingediend of door het bevoegd gezag ingevolge artikel 7.8d, vierde lid, van de Wet milieubeheer van een beslissing mededeling is gedaan, of b. mededeling is gedaan van een ontwerp onderscheidenlijk een voorontwerp van een besluit bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt en dit ontwerp onderscheidenlijk dit voorontwerp ter inzage is gelegd, blijft het voor dat tijdstip geldende recht van toepassing.

ARTIKEL III

Voor zover op grond van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 het maken van een milieu-effectrapport verplicht is ten aanzien van een wijziging van een hoofdweg, landelijke railweg of een hoofdvaarweg, is hierop artikel 2, eerste lid, van de Tracéwet van overeenkomstige toepassing.

Staatsblad 1999 224 2

Artikel 9

vervalt.

Artikel 10

vervalt.

Artikel 11

vervalt.

Artikel 12

vervalt.

Artikel 14

vervalt.

ARTIKEL IV

Op het tijdstip waarop titel 1 van hoofdstuk III van de Natuurbeschermingswet 1998 in werking treedt, worden in de bijlage behorende bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 de volgende wijzigingen aangebracht: a. in de definitie van «gevoelig gebied» van punt 1 van onderdeel A wordt in onderdeel a, onder 1°, «artikel 10, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet» vervangen door «artikel 10, eerste lid, of 12, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998»; b. in categorie 28 van onderdeel C wordt «Het besluit, bedoeld in artikel 11, eerste lid, of het besluit, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet» vervangen door «Het besluit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998».

ARTIKEL V
  1. Indien het bij koninklijke boodschap van 17 april 1997 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot wet wordt verheven, worden op het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, daarvan in de bijlage behorende bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 de volgende wijzigingen aangebracht: a. in de definities van «hoofdweg», «landelijke railweg» en «hoofdvaarweg» in punt 1 van onderdeel A wordt telkens «een van kracht zijnd plan als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door «een van kracht zijnde planologische kernbeslissing»; b. in de definitie van «ruimtelijk plan» in punt 1 van onderdeel A wordt in onderdeel b «een plan als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door «een planologische kernbeslissing»; c. in onderdeel C wordt: 1°. in categorie 6.1 «het plan, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door «de planologische kernbeslissing»;

  1. in categorie 22.1 «het plan, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door «de planologische kernbeslissing». 2. Indien het bij koninklijke boodschap van 17 april 1997 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot wet wordt verheven, wordt op het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, daarvan in de bijlage behorende bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 de volgende wijziging aangebracht: in de definitie van «ruimtelijk plan» in punt 1 van onderdeel A wordt in onderdeel b, onder 2°, «artikel 4a, achtste lid,» vervangen door «artikel 4a, tiende lid,». 3. Indien het bij koninklijke boodschap van 17 april 1997 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot wet wordt verheven, wordt op het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel O, daarvan in de bijlage behorende bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 de volgende wijziging aangebracht: in de definitie van «ruimtelijk plan» in punt 1 van onderdeel A wordt in onderdeel a, onder 2°, «19, eerste lid,» vervangen door «19, eerste, tweede of derde lid,».

Staatsblad 1999 224 3

1 Stb. 1994, 540, gewijzigd bij besluit van 3 mei 1996, Stb. 267.

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Minis-terie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 juli 1999, nr. 131.

ARTIKEL VI

Op het tijdstip waarop de bij brief van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 november 1997 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden Partiële Herziening Planologische Kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid (kamerstukken II 1997/98, 25 180, nrs. 3-4) overeenkomstig artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in werking treedt, wordt in punt 1 van onderdeel A van de bijlage behorende bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 de definitie van bufferzone vervangen door: bufferzone: een zone die voorkomt op een PKB-Bufferzonekaart, behorend bij de Planologische Kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid;.

ARTIKEL VII

Dit besluit treedt in werking vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 mei 1999 Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. P. Pronk

De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G. H. Faber

Uitgegeven de achtste juni 1999

De Minister van Justitie, A. H. Korthals

STB4936 ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 1999

Staatsblad 1999 224 4

BIJLAGE 1 BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL G, VAN HET BESLUIT VAN 7 MEI 1999, HOUDENDE WIJZIGING VAN HET BESLUIT MILIEU-EFFECTRAPPORTAGE 1994 ALSMEDE UITVOERING VAN ARTIKEL 2, DERDE LID, VAN DE TRACÉWET

Onderdeel A. Begripsbepaling

  1. In deze bijlage wordt verstaan onder: hoofdweg: een weg waarvoor een verbinding is aangegeven op een kaart van indicatieve en limitatieve hoofdwegverbindingen, die behoort tot een van kracht zijnd plan als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; autoweg: a. een voor autoverkeer bestemde weg die alleen toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het is verboden te stoppen of te parkeren, of b. een weg als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990; landelijke railweg: een railweg waarvoor een verbinding is aangegeven op een kaart van indicatieve en limitatieve railwegverbindingen, die behoort tot een van kracht zijnd plan als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; waterweg: een voor vaarverbindingen bestemd oppervlaktewater; hoofdvaarweg: een waterweg waarvoor een vaarverbinding is aangegeven op een kaart van indicatieve en limitatieve hoofdvaarwegverbindingen, die behoort tot een van kracht zijnd plan als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. ruimtelijk plan: a. een bestemmingsplan alsmede: 1°. een uitwerking of wijziging als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT