Besluit van 24 juli 2010, houdende milieukwaliteitseisen externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang

2010

0

686

Besluit van 24 juli 2010, houdende milieukwaliteitseisen externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 26 april 2010, nr. BJZ2010011756, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

De Raad van State gehoord (advies van 17 juni 2010, nr.

W08.10.0163/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 juli 2010, nr. BJZ2010018755, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1
  1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: beperkt kwetsbaar object: a. object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen of b. lintbebouwing voor zover deze loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op de contouren van het plaatsgebonden risico van een buisleiding; bestemmingsplan: bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening; buisleiding: leiding bestemd of gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, met de daarbij behorende voorzieningen; exploitant: verantwoordelijke voor de aanleg, het beheer, het gebruik en het onderhoud van een buisleiding; geprojecteerd kwetsbaar object: nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is;

Staatsblad 2010 686 1

gevaarlijke stoffen: stoffen die ingevolge artikel 2, eerste lid, zijn aangewezen; groepsrisico: cumulatieve kansen per jaar per kilometer buisleiding dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een buisleiding en een ongewoon voorval met die buisleiding; invloedsgebied: gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico van de buisleiding tot de grens waarop de letaliteit van die personen 1% is; kwetsbaar object: object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen; plaatsgebonden risico: risico op een plaats nabij een buisleiding, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die bepaalde plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met die buisleiding; ramp: ramp of zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio's; wet: Wet milieubeheer. 2. In dit besluit wordt onder een bestemmingsplan mede begrepen een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening, met dien verstande dat bij een inpassingsplan van een provincie onderscheidenlijk het Rijk voor «burgemeester en wethouders» wordt gelezen «gedeputeerde staten» onderscheidenlijk «Onze Minister».

Artikel 2
  1. Dit besluit is van toepassing op het vervoer door buisleidingen van stoffen die behoren tot een bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister(s) wie het mede aangaat, aangewezen categorie. 2. In de regeling, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor stoffen die een daarbij aangegeven concentratie overschrijden of zich bevinden in een daarbij aangegeven toestand. 3. Dit besluit is niet van toepassing op het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, voor zover die buisleidingen: a. deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de wet; b. gelegen zijn op het continentaal plat, bedoeld in artikel 1, onder c, van de Mijnbouwwet of in de territoriale zee van Nederland.

§ 2. Algemene regels voor de exploitant

Artikel 3
  1. Het is een exploitant verboden gevaarlijke stoffen in een buisleiding te hebben of te vervoeren, indien niet wordt voldaan aan de bij of krachtens dit besluit aan hem gestelde eisen. 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen categorieën van gevallen worden aangewezen, waarin de in het eerste lid bedoelde eisen geheel of voor een daarbij te bepalen gedeelte niet van toepassing zijn, indien onverkorte toepassing van de desbetreffende artikelen van dit besluit: a. in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu niet noodzakelijk is, of b. wegens bij de regeling te benoemen omstandigheden in redelijkheid niet van de exploitant kan worden gevergd.

Staatsblad 2010 686 2

Artikel 4
  1. De exploitant neemt bij het vervoer van gevaarlijke stoffen door een buisleiding de technische of organisatorische maatregelen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om de effecten voor de gezondheid van de mens en van het milieu te beperken. 2. De exploitant neemt bij het ontwerp, de aanleg, de ingebruikstelling, het gebruik, een wijziging in de technische uitvoering, de exploitatie, het beheer, het onderhoud en het buiten gebruik stellen van een buisleiding de technische en organisatorische maatregelen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden, om ongewone voorvallen te voorkomen, en de gevolgen daarvan voor de gezondheid van de mens en van het milieu, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. 3. De exploitant heeft een document voorhanden waarin het door hem gevoerde beleid ter invulling van de in het tweede lid bedoelde zorgplicht, rekening houdend met de aanwezigheid en de omvang van de risico's van ongewone voorvallen, is vastgelegd. Dit document bevat de algemene doelstellingen en beginselen van het beleid inzake de beheersing van de risico's van ongewone voorvallen. 4. De exploitant voert uit en neemt maatregelen overeenkomstig het in het derde lid bedoelde document. 5. Bij regeling van Onze Minister kunnen de maatregelen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden aangewezen die de exploitant in ieder geval moet nemen. 6. Teneinde het beleid ter invulling van de in het tweede lid bedoelde zorgplicht te bepalen en uit te voeren, voert de exploitant een veiligheidsbeheerssysteem in. In het veiligheidsbeheerssysteem komen de elementen, genoemd in de bij dit besluit behorende bijlage, aan de orde. 7. Indien bij de aanleg, de ingebruikstelling, het gebruik, de technische uitvoering, de exploitatie, het beheer, het onderhoud of het buiten gebruik stellen van een buisleiding een verandering wordt aangebracht die voor de risico's van een ongewoon voorval belangrijke gevolgen kan hebben, draagt de exploitant er zorg voor dat het beleid ter voorkoming van ongewone voorvallen en het veiligheidsbeheerssysteem worden herzien. Een zodanige herziening vindt tevens plaats indien een verandering in het veiligheidsinzicht of een verandering van de best beschikbare technieken voor het beheer en onderhoud van buisleidingen, daartoe aanleiding geeft. 8. Op verzoek van Onze Minister zendt de exploitant het document, bedoeld in het derde lid, aan hem toe. Indien Onze Minister van oordeel is dat het document of het veiligheidsbeheerssysteem onjuist of onvolledig is dan wel anderszins niet voldoet, kan hij de exploitant verplichten tot het wijzigen, aanvullen of opnieuw opstellen van het document of het veiligheidsbeheerssysteem binnen een daarbij aangegeven termijn.

Artikel 5
  1. Onze Minister kan de exploitant verplichtingen opleggen tot het nemen van technische en organisatorische maatregelen of het verleggen van een buisleiding om het groepsrisico voor de omgeving in relatie tot de buisleiding te beperken. 2. Indien de exploitant zich ten gevolge van de beschikking, bedoeld in het eerste lid, voor kosten ziet gesteld dan wel schade lijdt, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te blijven, kent Onze Minister hem, voor zover op andere wijze in een redelijke vergoeding niet is of kan worden voorzien, op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen vergoeding toe.

Staatsblad 2010 686 3

Artikel 6
  1. Het plaatsgebonden risico voor een kwetsbaar object, veroorzaakt door een buisleiding, mag niet hoger zijn dan 10-6 per jaar.

  2. De exploitant voert de aanleg of vervanging van een buisleiding zodanig uit dat het plaatsgebonden risico van de buisleiding op een afstand van vijf meter gemeten vanuit het hart van de buisleiding niet hoger is dan 10-6 per jaar.

  3. Bij regeling van Onze Minister kan voor een bepaalde categorie van buisleidingen een andere afstand tot de buisleiding worden vastgesteld waarbuiten het plaatsgebonden risico de norm van 10-6 niet mag overschrijden, of tijdelijk een hoger risico worden geaccepteerd. 4. De aanleg of vervanging van een buisleiding is slechts toegestaan indien die aanleg of vervanging in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan of voor die aanleg of vervanging een omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot afwijking van het bestemmingsplan of de beheersverordening.

Artikel 7
  1. De exploitant heeft voor zijn buisleiding op basis van actuele en authentieke gegevens berekeningen voorhanden van het plaatsgebonden en het groepsrisico, uitgevoerd volgens bij regeling van Onze Minister gestelde regels. 2. De exploitant verstrekt op verzoek de gegevens ten behoeve van de besluiten, bedoeld in artikel 11.

Artikel 8
  1. De exploitant voert bij een voorgenomen wijziging van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT