Wet van 6 december 2001 tot aanpassing van diverse wetten aan de modernisering van de rechterlijke organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2001

584

Wet van 6 december 2001 tot aanpassing van diverse wetten aan de modernisering van de rechterlijke organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is diverse wetten aan te passen aan de wijzigingen in de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de modernisering van de gerechtelijke organisatie;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 MINISTERIE VAN ALGEMENE ZAKEN Enig Artikel

De Noodwet rechtspleging1 wordt als volgt gewijzigd: A

Artikel 3

wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, wordt «arrondissementsrechtbank of kantongerecht» vervangen door: of rechtbank. 2. In het derde lid wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.

B

Artikel 4

komt te luiden:

Artikel 4

Onze Minister van Justitie kan bepalen, dat : a. de bij een rechtbank werkzame rechterlijke ambtenaren met

Staatsblad 2001 584 1

rechtspraak belast tijdelijk kunnen optreden als raadsheer-plaatsvervanger in één of meer door Onze Minister aangewezen gerechtshoven. b. de bij een gerechtshof werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast tijdelijk kunnen optreden als rechter-plaatsvervanger of kantonrechter-plaatsvervanger bij één of meer door Onze Minister aangewezen rechtbanken.

C Het eerste lid van artikel 5 wordt als volgt gewijzigd: 1. «artikel 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der Justitie» wordt vervangen door: artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie. 2. «arrondissementsrechtbank of kantongerecht» wordt vervangen door: of rechtbank.

D Artikel 6, derde lid, komt te luiden: 3. De president van een rechtbank waarvoor de in artikel 4, onder b, omschreven voorziening is getroffen, kan rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast bij die rechtbank aanwijzen voor de tijdelijke waarneming van de dienst van het openbaar ministerie bij die rechtbank. E

Artikel 7

komt te luiden:

Artikel 7 1 De president van een gerechtshof, waarvoor de in artikel 4 omschreven voorziening is getroffen, kan in afwijking van de aanwijzing als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie gerechtsambtenaren werkzaamheden van de griffier opdragen. 2

De president van een rechtbank, waarvoor de in artikel 4 omschreven voorziening is getroffen, kan in afwijking van de aanwijzing als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie gerechtsambtenaren werkzaamheden van de griffier opdragen.

F Artikel 9, tweede lid, komt te luiden: 2. Gelijke bevoegdheid als in het vorige lid omschreven, berust bij de president van een rechtbank, waarvoor de voorziening, omschreven in artikel 4, onder b, is getroffen, ten aanzien van die rechtbank, met dien verstande dat zittingen van de rechtbank alleen kunnen worden gehouden binnen het rechtsgebied van de rechtbank.

G

In artikel 10, eerste en tweede lid, wordt «artikel 7 van de Wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der Justitie» telkens vervangen door: artikel 9 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

H

In artikel 14 wordt «, arrondissementsrechtbanken of kantongerechten» vervangen door: of rechtbanken.

Staatsblad 2001 584 2

HOOFDSTUK 2 MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Artikel 1 Artículos 2 a 5

De Algemene wet gelijke behandeling2 wordt als volgt gewijzigd: A

Artikel 16

wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede lid komt te luiden: 2. De voorzitter en de ondervoorzitters moeten voldoen aan de bij of krachtens artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar. 2. Het vierde lid komt te luiden: 4. De artikelen 46c, 46d, tweede lid, 46f, 46g, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste lid, met uitzondering van onderdeel c, en derde lid, 46m, 46n, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat: a. de disciplinaire maatregel als bedoeld in artikel 46c, eerste lid, ten aanzien van de leden van de Commissie door de voorzitter van het College wordt opgelegd; b. het in artikel 46c, eerste lid, onderdeel b, genoemde verbod zich in een onderhoud of een gesprek in te laten met partijen of haar advocaten, procureurs of gemachtigden of een bijzondere inlichting of schriftelijk stuk van hen aan te nemen niet op de leden van de Commissie van toepassing is. 3. Het vijfde lid vervalt. 4. Het zesde lid wordt vernummerd tot het vijfde lid.

B Artikel 17, derde lid, komt te luiden: 3. De secretaris, tevens hoofd van het bureau, moet voldoen aan de bij of krachtens artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar. Artikel 2

Artikel 2

van de Ambtenarenwet3 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «kantongerechten» vervangen door: rechtbanken. 2. In het eerste lid, onderdeel h, wordt «artikel 72 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: artikel 66 van de Wet op de rechterlijke organisatie. 3. In het eerste lid, onderdeel i, wordt «artikel 73 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie. 4. In het tweede lid wordt «de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, g en h, en 108, en de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 145 van de Wet op de rechterlijke organisatie».

Staatsblad 2001 584 3

vervangen door: de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in de artikelen 1, onder b, onderdelen 4° tot en met 8°, en 145 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Artikel 3

In artikel 56, derde lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens4 wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de rechtbank.

Artikel 4
Artikel 17

van de Wet op de Parlementaire enquête5 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het tweede lid wordt «de president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter. 2. In het tweede lid wordt «de arrondissementsrechtbank» telkens vervangen door: de rechtbank.

Artikel 5

De Wet op de Raad van State6 wordt als volgt gewijzigd: A

Artikel 3

a komt te luiden als volgt:

Artikel 3

a 1. De vice-president en de staatsraden worden door de Raad, bij met redenen omkleed besluit, ontslagen, geschorst, of bij ongeschiktheid wegens ziekte met een andere taak belast, en de staatsraden worden door de vice-president, bij met redenen omkleed besluit, gewaarschuwd overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 6A van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met dien verstande dat wordt gelezen:

- in plaats van «procureur-generaal»: vice-president; - in plaats van «plaatsvervangend procureur-generaal»: de oudste aanwezige staatsraad, naar rang van benoeming;

- in plaats van «bij een gerecht dan wel binnen het gezagsbereik van Onze Minister»: binnen de Raad dan wel binnen het gezagsbereik van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

- in plaats van «functionele autoriteit»: vice-president.

De Raad doet de mededeling van beslissingen, bedoeld in artikel 46p, vijfde en zesde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 2. De artikelen 46i, derde lid, 46k, vijfde lid, en 46l, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wordt gelezen:

- in plaats van «de rechterlijke ambtenaar»: de vice-president of de staatsraad;

- in plaats van «op voordracht van Onze Minister»: op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

- in plaats van «de Hoge Raad»: de Raad

Staatsblad 2001 584 4

Aa

In de artikelen 12, eerste lid, en 29, tweede lid, wordt «Artikel 29b van de Wet op de rechterlijke organisatie» telkens vervangen door: Artikel 1d, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

B

In artikel 33, eerste lid, onder e, wordt «de artikelen 11 tot en met 13a van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: hoofdstuk 6A van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

C

In...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT