Besluit van 26 maart 2002 tot wijziging van het Kennisgevingsbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen (tijdstip van kennisgeving van stoffen voor onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden en de melding van tussenstoffen)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2002

183

Besluit van 26 maart 2002 tot wijziging van het Kennisgevingsbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen (tijdstip van kennisgeving van stoffen voor onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden en de melding van tussenstoffen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 december 2000, nr. MJZ2000144207, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;

Gelet op de artikelen 5, tweede lid, 6, vierde lid, en 19, derde en vierde

lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

De Raad van State gehoord (advies van 13 maart 2001, nr. W08.000588/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 maart 2002, nr. MJZ2002023467, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Kennisgevingsbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen1 wordt als volgt gewijzigd.

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: c. tussenstof: stof, al dan niet onderdeel uitmakend van een preparaat, die wordt vervaardigd om te worden omgezet in een of meer andere stoffen en niet aan een ander ter beschikking wordt gesteld.

B

In artikel 11, tweede lid, onderdeel b, wordt «twaalf maanden» vervangen door: uiterlijk zestig maanden.

Staatsblad 2002 183 1

C

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11

a.

  1. Onverminderd het bepaalde in dit artikel is artikel 11 niet van toepassing op tussenstoffen. 2. Een kennisgeving als bedoeld in artikel 3 van het vervaardigen van een tussenstof mag achterwege blijven indien de fabrikant: a. minder dan 1000 kg per jaar van een tussenstof in Nederland zal vervaardigen, b. 1000 kg per jaar of meer van een tussenstof in Nederland zal vervaardigen, doch die uitsluitend zal worden vervaardigd ten behoeve van onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden, of c. 1000 kg per jaar of meer van een tussenstof in Nederland zal vervaardigen voor andere doeleinden dan bedoeld onder b. 3. Indien het tweede lid wordt toegepast, doet de fabrikant voorafgaand aan het vervaardigen van de tussenstof een schriftelijke melding aan Onze Minister. 4. In een geval als bedoeld in het tweede lid, onder a: a. past de fabrikant artikel 11, derde lid, toe, of b. legt de fabrikant bij de melding de volgende gegevens over: 1°. gegevens betreffende de identiteit, en 2°. indien de Arbeidsomstandighedenwet 1998 van toepassing is, een samenvatting van de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, ten aanzien van de tussenstof. 5. In een geval als bedoeld in het tweede lid, onder b: a. past de fabrikant artikel 11, tweede en derde lid, toe, of b. legt de fabrikant bij de melding de volgende gegevens over: 1°. de identiteit, 2°. de kwantitatieve gezondheidskundige blootstellingsnorm, inclusief de onderbouwing daarvan,

  1. de kwantitatieve blootstellingsschatting, 4°. een kwantitatieve vergelijking tussen de vastgestelde kwantitatieve gezondheidskundige blootstellingsnorm, bedoeld onder 2°, en de vastgestelde kwantitatieve blootstellingsschatting, bedoeld onder 3°, alsmede de hieruit voortvloeiende conclusie, en

  2. indien de Arbeidsomstandighedenwet 1998 van toepassing is, een samenvatting van de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, ten aanzien van de tussenstof. 6. In een geval als bedoeld in het tweede lid, onder c, legt de fabrikant bij de melding de gegevens, bedoeld in het vijfde lid, onder b, over. 7. Met betrekking tot de over te leggen gegevens, bedoeld in het vierde lid, onder b, het vijfde lid, onder b, en het zesde lid, is artikel 3, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. 8. Artikel 11, vierde tot en met het zesde lid en het achtste lid, is van overeenkomstige toepassing indien: a. het vierde lid, onder a, of het vijfde lid, onder a, wordt toegepast, of b. een melding van een tussenstof als bedoeld in het vierde lid, onder b, het vijfde lid, onder b, en het zesde lid, wordt gedaan.

D

In artikel 14 wordt na «11, derde lid,» ingevoegd: 11a, vierde lid, onder b, vijfde lid, onder b, en zesde lid,.

Staatsblad 2002 183 2

1 Stb. 1994, 531, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 december 1999, Stb. 2000, 9.

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Minis-terie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 mei 2002, nr. 89.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 maart 2002

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. P. Pronk

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de elfde april 2002

De Minister van Justitie, A. H. Korthals

STB7109 ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 2002

Staatsblad 2002 183 3

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

  1. Inleiding

    In het Kennisgevingsbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen (Kennisgevingsbesluit Wms) zijn met dit besluit twee wijzigingen aangebracht. In de eerste plaats wordt bepaald dat de verplichte kennisgeving voor een stof die voor onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden wordt vervaardigd pas behoeft te worden gedaan uiterlijk 60 maanden nadat de hoeveelheidsgrens van 1000 kg per jaar is overschreden. Voorheen stond hier een periode van 12 maanden voor. In de tweede plaats is voor het vervaardigen van «tussenstoffen» de keuzemogelijkheid gecreëerd om in plaats van het algemene kennisgevingsregime voor «stoffen» een minder stringent meldingsregime te volgen. Voorheen werd er in de regelgeving geen onderscheid gemaakt tussen stoffen en de deelcategorie tussenstoffen. Beide elementen van het wijzigingsbesluit zijn versoepelingen ten opzichte van de hiervoor bestaande regelgeving.

    Evenals het oorspronkelijke besluit is ook dit wijzigingsbesluit mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, voorgedragen.

    Voor zover het de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT