Wet van 19 april 1999 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, het Wetboek van Strafvordering, de Politiewet 1993 en andere wetten (reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1999

194

Wet van 19 april 1999 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, het Wetboek van Strafvordering, de Politiewet 1993 en andere wetten (reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een reorganisatie van het openbaar ministerie tot stand te brengen, teneinde het openbaar ministerie in staat te stellen zijn taken en bevoegdheden op adequate wijze uit te oefenen, alsmede dat het wenselijk is binnen het openbaar ministerie een landelijk parket in te stellen, teneinde de kwaliteit van de opsporing en de vervolging van ernstige vormen van criminaliteit te verbeteren, en dat het in verband daarmee gewenst is de Wet op de rechterlijke organisatie, het Wetboek van Strafvordering, de Politiewet 1993 en andere wetten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de rechterlijke organisatie1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Het opschrift «EERSTE AFDELING Algemene bepalingen» wordt vervangen door:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN. Artículos 2 a 84

B

Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Staatsblad 1999 194 1

Artikel 2
  1. In deze wet wordt verstaan onder rechterlijke ambtenaren: a. de president van de Hoge Raad der Nederlanden, alsmede de vice-presidenten, de raadsheren en de raadsheren in buitengewone dienst; b. de presidenten van de gerechtshoven, alsmede de coördinerende vice-presidenten, de vice-presidenten, de raadsheren en de raadsherenplaatsvervangers; c. de presidenten van de arrondissementsrechtbanken, alsmede de coördinerende vice-presidenten, de vice-presidenten, de rechters en de rechters-plaatsvervangers; d. de kantonrechters en de kantonrechters-plaatsvervangers; e. de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, alsmede de plaatsvervangend procureur-generaal, de advocaten-generaal en de advocaten-generaal in buitengewone dienst; f. de procureurs-generaal die het College van procureurs-generaal vormen, bedoeld in artikel 130; g. de advocaten-generaal en de plaatsvervangende advocaten-generaal bij de ressortsparketten; h. de officieren van justitie en de plaatsvervangende officieren van justitie bij de arrondissementsparketten en het landelijk parket. i. de gerechtsauditeurs; j. de griffiers en de substituut-griffiers. 2. Waar in deze wet wordt gesproken over de leden van de rechterlijke macht, worden daaronder de in het eerste lid bedoelde rechterlijke ambtenaren verstaan, met dien verstande dat waar wordt gesproken over de met rechtspraak belaste leden van de rechterlijke macht, daaronder worden verstaan de in de onderdelen a, b, c en d bedoelde rechterlijke ambtenaren.

C

De artikelen 3 en 4 komen te luiden:

Artikel 3
  1. De rechterlijke ambtenaren moeten Nederlander zijn. 2. Aan de bij of krachtens deze wet gestelde beroepsvereisten wordt tevens voldaan indien de betrokkene in het bezit is van een ten aanzien van het door hem uit te oefenen beroep afgegeven EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's dan wel in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.

Artikel 4
  1. De rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd, met inachtneming van het bepaalde in deze wet. 2. De rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen f tot en met j, worden met inachtneming van het bepaalde in deze wet benoemd bij koninklijk besluit of bij besluit van Onze Minister van Justitie, tenzij bij deze wet een andere wijze van benoeming is bepaald.

D

- Artikel 5 wordt vervangen door de tekst van artikel 29, onder aanduiding van die tekst als eerste lid. De daarin voorkomende zinsnede «alvorens in bediening te treden» wordt vervangen door: voorafgaand aan de datum van indiensttreding.

Staatsblad 1999 194 2

- Aan artikel 5 (nieuw) worden twee leden toegevoegd, luidende als volgt: 2. Zij worden na de datum van indiensttreding geïnstalleerd. 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de beëdiging en de installatie en worden regels gesteld over het ambtskostuum van de in het eerste lid bedoelde ambtenaren. Daarbij kunnen gevallen worden aangewezen waarin installatie achterwege blijft.

E

De artikelen 6 tot en met 6c vervallen.

F

Voor artikel 6d worden de volgende opschriften toegevoegd:

HOOFDSTUK 2 RECHTSPRAAK

Eerste Afdeling Algemene bepalingen

.

G

In artikel 11 wordt «De leden van de rechterlijke macht die voor hun leven zijn benoemd» vervangen door: De met rechtspraak belaste leden van de rechterlijke macht.

H

In artikel 11a, eerste lid, wordt «De voor het leven benoemde leden van de rechterlijke macht» vervangen door: De met rechtspraak belaste leden van de rechterlijke macht.

I

In artikel 11c, eerste lid, wordt «een voor het leven benoemd lid van de rechterlijke macht» vervangen door: een met rechtspraak belast lid van de rechterlijke macht.

J

Artikel 13

a, vijfde lid, vervalt.

K

Artikel 14

wordt gewijzigd als volgt:

  1. In het eerste lid vervalt: , ambtshalve of op de vordering van het openbaar ministerie,.

  2. In het derde lid vervalt «, en de procureur-generaal bij de Hoge Raad ten aanzien van de andere voor hun leven benoemde ambtenaren van het openbaar ministerie».

L

In artikel 19 vervalt «de wijze van eedsaflegging, het kostuum der onderscheiden rechterlijke ambtenaren en der advocaten en procureurs,».

Staatsblad 1999 194 3

M

In artikel 22 vervalt «, mitsgaders de ambtenaren van het openbaar ministerie,.

N

In artikel 24 vervalt «en de gerechtsauditeurs».

O

In artikel 28 wordt «De leden van de rechterlijke macht» vervangen door: De met rechtspraak belaste leden van de rechterlijke macht en de griffiers van en de waarnemende griffiers bij de in artikel 1 bedoelde gerechten.

P

In artikel 28a wordt «De leden van de rechterlijke macht» vervangen door: De met rechtspraak belaste leden van de rechterlijke macht en de griffiers van en de waarnemende griffiers bij de in artikel 1 bedoelde gerechten.

Q

De artikelen 29 tot en met 29b vervallen.

R

Het opschrift van de Tweede Afdeling komt te luiden: De kantongerechten.

S

In artikel 36a vervallen de zinsneden «de officier van justitie, hoofd van het arrondissementsparket, en» en «en de procureur-generaal bij».

T

Het opschrift van de Derde Afdeling komt te luiden:

De arrondissementsrechtbanken.

U

In artikel 51, tweede lid, vervalt de zinsnede «ambtenaren van het openbaar ministerie,».

V

Artikel 52

komt te luiden:

Artikel 52

Wanneer een plaats van rechter, rechter-plaatsvervanger of griffier openvalt, zendt de rechtbank aan de president van het gerechtshof tot welks ressort zij behoort, een lijst van aanbeveling van drie kandidaten, welke lijst, alfabetisch ingericht, aan de Koning wordt aangeboden, om daarop zodanig acht te slaan als Hij zal dienstig oordelen.

Staatsblad 1999 194 4

W

X

Y

In artikel 62, tweede lid, vervalt de zinsnede «ambtenaren van het openbaar ministerie, de».

Z

In artikel 63 vervalt «, de procureur-generaal daaronder begrepen,».

AA

In artikel 64 vervalt «de procureur-generaal bij, de plaatsvervangende procureurs-generaal bij, de advocaten-generaal bij,».

BB

Het opschrift van de Vijfde Afdeling komt te luiden: De Hoge Raad der Nederlanden.

CC

Artikel 84

wordt gewijzigd als volgt:

  1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «, benevens de procureurgeneraal bij die Raad,».

  2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

DD

Artikel 84

a komt te luiden:

Artikel 84

a.

  1. De benoeming van de president van, een vice-president van of een raadsheer in de Hoge Raad kan op verzoek van de betrokkene, nadat hij de leeftijd van eenenzestig jaren heeft bereikt, bij koninklijk besluit worden gewijzigd in een benoeming als raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad. De wijziging wordt voor de vaststelling van aanspraken op en verplichtingen ten aanzien van pensioenen en uitkeringen wegens vrijwillig vervroegd uittreden gelijkgesteld met ontslag. Artikel 12a is niet van toepassing op de raadsheren in buitengewone dienst. 2. De raadsheren in buitengewone dienst verrichten, op de voet van een raadsheer, werkzaamheden voor zover zij daartoe door de president worden opgeroepen.

EE

In artikel 85, tweede lid, vervalt: bij dezelve,.

Staatsblad 1999 194 5

De onderdelen A, B en C van de Derde Afdeling vervallen.

Het opschrift van de Vierde Afdeling komt te luiden: De gerechtshoven.

FF

In artikel 86 vervalt «de procureur-generaal bij, de plaatsvervangend procureur-generaal bij, de advocaten-generaal bij,».

GG

De Vijfde Afdeling A wordt vernummerd tot Zesde Afdeling.

HH

Aan artikel 110 wordt een derde lid toegevoegd dat luidt: 3. De artikelen 19, 24, 28 en 28a zijn op de gerechtsauditeurs van overeenkomstige toepassing.

II

Na artikel 110 worden vier hoofdstukken toegevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3 DE PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD Artículos 111 a 123
Artikel 111
  1. Er is een parket bij de Hoge Raad, aan het hoofd waarvan de procureur-generaal bij de Hoge Raad staat. 2. De procureur-generaal bij de Hoge Raad is belast met: a. de vervolging van ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen begaan door de leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen; b. het nemen van aan de Hoge Raad uit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT