Wet van 2 november 2000, houdende intrekking van de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en enige daarmee verband houdende wettelijke voorzieningen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2000

491

Wet van 2 november 2000, houdende intrekking van de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en enige daarmee verband houdende wettelijke voorzieningen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de deelneming van de Staat der Nederlanden en van de publieke omroepen in de naamloze vennootschap Nederlandsche Omroep-ZenderMaatschappij, «NOZEMA», te beëindigen; dat het mede uit dien hoofde wenselijk is dat de structuur van de naamloze vennootschap Nederlandsche Omroep-Zender-Maatschappij, «NOZEMA» wordt omgevormd tot een naamloze vennootschap als bedoeld in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; dat het derhalve wenselijk is de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 in te trekken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

In de Mediawet1 wordt in artikel 82c, eerste lid, de zinsnede «de naamloze vennootschap Nederlandsche Omroep-Zender-Maatschappij N.V., genoemd in artikel 1 van de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935,» vervangen door: Nozema N.V..

ARTIKEL III

De Telecommunicatiewet2 wordt als volgt gewijzigd:

  1. Het opschrift van paragraaf 3.4 komt als volgt te luiden:

Staatsblad 2000 491 1

§ 3.4 Antenne-opstelpunten 2. Na artikel 3.11 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.12
  1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot antenne-opstelpunten. Hierbij kunnen aan het college taken worden opgedragen en bevoegdheden worden verleend. 2. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op: a. de door degene, bedoeld in artikel 3.11, eerste of vijfde lid, te verstrekken informatie over de antenne-opstelpunten waarover zij beschikken; b. het reserveren van ruimte op antenne-opstelpunten voor eigen gebruik of voor medegebruik; c. de termijnen waarbinnen op een verzoek als bedoeld in artikel 3.11, eerste lid, tot medegebruik van een antenne-opstelpunt moet worden beslist; d. de vergoeding, bedoeld in artikel 3.11, derde lid.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT