Wet van 13 juni 1996, houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met reorganisatie van de raden voor de kinderbescherming
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Jaargang 1996
328
Wet van 13 juni 1996, houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met reorganisatie van de raden voor de kinderbescherming
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat in verband met de wenselijkheid de raden voor de kinderbescherming te reorganiseren Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede andere wetten aanpassing behoeven;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van afdeling 3 van titel 13 komt te luiden:
De raad voor de kinderbescherming
B
De artikelen 238 en 239 komen te luiden:
-
Er iséén raad voor de kinderbescherming. 2. De wet bepaalt de taken en bevoegdheden van de raad voor de kinderbescherming. Deze worden door de raad voor de kinderbescherming namens onze Minister van Justitie uitgevoerd. 3. Ten behoeve van de vervulling van zijn taak houdt de raad zich in ieder geval op de hoogte van de ontwikkeling van de kinderbescherming, bevordert hij de samenwerking met de instellingen van kinderbescherming en jeugdhulpverlening en dient hij op verzoek of uit eigen beweging autoriteiten en instellingen van advies. 4. Zijn bemoeiingen laten de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag van de instellingen van kinderbescherming onverlet.
Staatsblad 1996 328 1
-
Bij algemene maatregel van bestuur worden de zetel en de organisatie van de raad geregeld.
-
De raad voor de kinderbescherming kan optreden ten behoeve van minderjarigen die in Nederland hetzij hun woonplaats of laatste woonplaats, hetzij hun werkelijk verblijf hebben. Eveneens kan de raad optreden ten behoeve van Nederlandse minderjarigen die in Nederland noch woonplaats, noch laatste woonplaats, noch werkelijk verblijf hebben. 2. Ten behoeve van de minderjarigen die binnen een arrondissement hetzij hun woonplaats of laatste woonplaats, hetzij hun werkelijk verblijf hebben, treden voor de raad voor de kinderbescherming de in dat arrondissement aanwezige werkeenheden van de raad op. 3. Indien op grond van het vorige lid meer werkeenheden in verschillende arrondissementen bevoegd zouden zijn ten behoeve van een zelfde minderjarige op te treden, doet het optreden van een van deze werkeenheden de bevoegdheid van de ander eindigen. 4. Ten behoeve van Nederlandse minderjarigen, die in Nederland noch woonplaats, noch laatste woonplaats, noch werkelijk verblijf hebben, treden de werkeenheden van de raad in het arrondissement Amsterdam op voor de raad voor de kinderbescherming. 5. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de behandeling van klachten ter zake van een bij de raad in behandeling zijnde of geweest zijnde aangelegenheid van kinderbescherming geregeld.
C
Het...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT