Besluit van 2 mei 2005, houdende regeling van de verwerking van gegevens voor een samenhangend jeugdzorgbeleid op grond van de Wet op de jeugdzorg (Besluit beleidsinformatie jeugdzorg)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2005

291

Besluit van 2 mei 2005, houdende regeling van de verwerking van gegevens voor een samenhangend jeugdzorgbeleid op grond van de Wet op de jeugdzorg (Besluit beleidsinformatie jeugdzorg)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens Onze Minister van Justitie van 29 oktober 2004, kenmerk DJB/JZ-2523725;

Gelet op artikel 43 en 44, tweede en zesde lid, van de Wet op de jeugdzorg;

De Raad van State gehoord (advies van 16 december 2004, nr. W13.04.0524/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 april 2005, kenmerk DJB/JZ-2573474, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artículo 1
Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op de jeugdzorg; b. indicatiebesluit: een besluit waarbij wordt vastgesteld of een cliënt is aangewezen op zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet; c. advies- en meldpunt kindermishandeling: een advies- en meldpunt kindermishandeling als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e, van de wet; d. jeugdreclassering: de stichting bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder c en d, van de wet; e. persoonsgegeven: persoonsgegeven zoals bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens; f. rechtspersoon: de rechtspersoon die is aanvaard door Onze Minister van Justitie ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 254, tweede lid, of artikel 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Staatsblad 2005 291 1

HOOFDSTUK 2 BASISREGISTRATIE BUREAUS JEUGDZORG Artículos 2 a 9

Paragraaf 1. Algemene cliëntgegevens

Artikel 2
  1. Voor de verwerking van de gegevens, bedoeld in artikel 42 van de wet, registreert de stichting bij de aanvang van de eerste van een van de taken, bedoeld in artikel 5, eerste lid, of artikel 10, eerste lid, onder e tot en met j, of derde lid, onder b, van de wet de volgende gegevens: a. de datum van aanmelding van de cliënt; b. het vervolg dat de stichting geeft aan de aanmelding; c. in voorkomende gevallen het beroep van de beroepsmatig met de cliënt werkzame persoon of de instantie die de cliënt heeft aangemeld of de cliënt ertoe heeft bewogen zich aan te melden. 2. Onverminderd het eerste lid registreert de stichting per jeugdige bij de aanvang van de eerste van een van de taken, bedoeld in artikel 5, eerste lid, of artikel 10, eerste lid of derde lid, onder b, van de wet de volgende gegevens: a. de geboortedatum; b. het geslacht; c. het geboorteland of de geboortestreek, alsmede het geboorteland of

de geboortestreek van zijn ouders; d. de dagbesteding; e. de leefsituatie; f. de gemeente van inschrijving in het bevolkingsregister; g. het adres in de gemeente van inschrijving in het bevolkingsregister; h. de verblijfplaats indien deze afwijkt van het adres, bedoeld onder f; i. de al dan niet rechtmatigheid van het verblijf in Nederland, indien de

jeugdige een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 is. 3. Voor zover taken bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a tot en met d, van de wet pas aanvangen nadat voor een cliënt toepassing is gegeven aan het eerste of het tweede lid voor een van de taken, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e tot en met j, of het derde lid, onder b, van de wet, registreert de stichting voorts op het moment dat die taken aanvangen over de jeugdige: a. de dagbesteding; b. de leefsituatie; c. de gemeente van inschrijving in het bevolkingsregister; d. het adres in de gemeente van inschrijving in het bevolkingsregister; e. de verblijfplaats indien deze afwijkt van het adres, bedoeld onder d.

Paragraaf 2. Gegevens over indicatiestelling

Artikel 3
  1. Voor de verwerking van de gegevens, bedoeld in artikel 42 van de wet, registreert de stichting de volgende gegevens per cliënt over de taak, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet: a. de datum van de aanvraag voor een indicatiebesluit; b. de datum van het indicatiebesluit; c. of de cliënt volgens een indicatiebesluit is aangewezen op zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet; d. of het indicatiebesluit is genomen in verband met het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, van de wet; e. of het indicatiebesluit is genomen in verband met het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder d, van de wet met een aanduiding van de reden waarom de cliënt niet binnen de gestelde termijn de aanspraak tot gelding heeft gebracht;

Staatsblad 2005 291 2

  1. of het indicatiebesluit is genomen op grond van artikel 6, vierde lid, van de wet met een aanduiding van de reden; g. de datum van de beslissing, bedoeld in artikel 3, derde lid, tweede volzin, van de wet met een aanduiding van degene die de beslissing neemt; h. de datum dat de huisarts of de behandelaar toepassing geeft aan artikel 5 van het Besluit verwijzing jeugd-ggz met een aanduiding van de hoedanigheid van de verwijzer; i. of de stichting een indicatiebesluit heeft genomen in een geval, bedoeld in artikel 3 van het Besluit indicatie jeugdzorg, nadat de zorg is aangevangen; j. de datum van het beëindigen van de medewerking van de cliënt aan de taak van de stichting, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet; k. de datum van de schriftelijke vastlegging, bedoeld in artikel 8, eerste

lid, van de wet. 2. In de gevallen bedoeld in het eerste lid, onder b, f en g, registreert de stichting per cliënt de aard, inhoud en omvang van zorg waarop de cliënt aanspraak heeft. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen eerst aangewezen zorg en vervangende zorg als bedoeld in artikel 5 van het Besluit indicatie jeugdzorg. 3. In de gevallen bedoeld in het eerste lid, onder b, registreert de stichting per cliënt de termijnen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c en d, van de wet.

Paragraaf 3. Gegevens over de verlening van zorg waarop aanspraak bestaat

Artikel 4

Voor de verwerking van de gegevens, bedoeld in artikel 42 van de wet, registreert de stichting de volgende gegevens per cliënt over de verlening van de zorg, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet: a. of de eerst aangewezen zorg of de vervangende zorg als bedoeld in artikel 5 van het Besluit indicatie jeugdzorg wordt verleend; b. de aard, inhoud en omvang van zorg die is verleend; c. de datum waarop de verlening van de zorg een aanvang neemt; d. de datum waarop de verlening van de zorg eindigt en de reden waarom; e. de mate waarin de doelen gesteld in het indicatiebesluit zijn gehaald; f. de datum van de schriftelijke mededeling, bedoeld in artikel 12 van de wet, die de stichting doet aan het landelijk bureau inning onderhoudsbijdragen over de aanvang van jeugdzorg waarvoor een ouderbijdrage verschuldigd is.

Paragraaf 4. Gegevens over de verlening van ambulante jeugdzorg

Artikel 5

Voor de verwerking van de gegevens, bedoeld in artikel 42 van de wet, registreert de stichting de volgende gegevens per cliënt over het verlenen van ambulante jeugdzorg, bedoeld in artikel 10, derde lid, onder b, van de wet: a. de datum waarop de stichting beslist tot het verlenen van de zorg; b. de datum waarop het verlenen van de zorg aanvangt; c. de datum waarop het verlenen van de zorg eindigt; d. de reden van het beëindigen van de zorg.

Staatsblad 2005 291 3

Paragraaf 5. Gegevens over ondertoezichtstelling en voogdij

Artikel 6

Voor de verwerking van de gegevens, bedoeld in artikel 42 van de wet, registreert de stichting per minderjarige de volgende gegevens over hun taken, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a en b, van de wet: a. de datum waarop de stichting de op schrift vastgelegde beslissing heeft ontvangen waaruit blijkt dat een taak een aanvang heeft genomen met een aanduiding van de hoedanigheid van degene die de beslissing heeft genomen; b. de datum waarop de taak, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, van de wet aanvangt of wordt verlengd; c. de datum waarop een taak als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, van de wet eindigt met een aanduiding van de reden daarvan; d. de datum waarop een taak als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, van de wet aanvangt en eindigt met een aanduiding van de soort voogdij en de reden van beëindiging; e. de datum waarop de rechter een machtiging tot uithuisplaatsing heeft gegeven met een aanduiding van de soort machtiging uithuisplaatsing en de duur van de machtiging; f. de datum waarop de stichting aan de jeugdige, zijn ouders of degene die hem als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden mededeelt dat een taak is aangevangen; g. de datum waarop een medewerker van de stichting over een taak een eerste contact heeft met de cliënt; h. de datum waarop de stichting het plan, bedoeld in artikel 13, derde lid, van de wet vaststelt.

Paragraaf 6. Gegevens over jeugdreclassering

Artikel 7

Voor de verwerking van de gegevens, bedoeld in artikel 42 van de wet, registreert de stichting per jeugdige de volgende gegevens over de taken, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder c en d, van de wet: a. de datum waarop de stichting de op schrift vastgelegde beslissing heeft ontvangen waaruit blijkt dat een taak een aanvang heeft genomen met een aanduiding van de hoedanigheid van degene die de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT