Uitspraak Nº 001396-19. Gerechtshof Den Haag, 2022-02-23

ECLIECLI:NL:GHDHA:2022:213
Docket Number001396-19
Date23 Febrero 2022
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)

Datum uitspraak 23 februari 2022

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige raadkamer

BESCHIKKING

gewezen naar aanleiding van een ter griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift, op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering ingediend door en namens:

[verzoeker],

in deze zaak domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. Th.J. Kelder, aan de Javastraat 1 C te

2585 AA Den Haag.

Procesgang

Op 27 juni 2015 is op een festival in Den Haag door politieagenten geweld gebruikt bij de aanhouding van een persoon. De persoon is hierbij bewusteloos geraakt. Een dag later is hij overleden. De Rijksrecherche heeft, onder leiding van twee officieren van justitie, onderzoek gedaan naar dit incident, in het bijzonder naar het optreden van vijf betrokken politieagenten, waaronder verzoeker.

Dit gerechtshof heeft bij arrest van 19 juni 2019 met rolnummer 22-000140-18 het vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 december 2017 in de strafzaak tegen de verzoeker met parketnummer 09-837305-15 vernietigd en hem integraal vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde.

Dit arrest is inmiddels onherroepelijk geworden.

Namens de verzoeker is bij een op 3 september 2019 ter griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering1 vergoeding gevraagd van € 384,604,80 (inclusief € 66.749,59 BTW) ter zake van kosten voor rechtsbijstand in zijn strafzaak, alsmede van € 280,- dan wel € 550,- ter zake van kosten van het door zijn advocaat opstellen en eventueel in raadkamer behandelen van het onderhavige verzoekschrift.

De raadkamer van het hof heeft dit verzoekschrift in het openbaar op 26 januari 2022 behandeld. Daarbij zijn gehoord de genoemde advocaat van verzoeker en de advocaat-generaal mr. H.P. Klaver.


De verzoeker is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.

De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij het door het Openbaar Ministerie op 5 januari 2021 schriftelijk ingenomen standpunt en heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

Beoordeling van het verzoek

De strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd met een beslissing die de verzoeker op grond van artikel 530, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering in beginsel recht geeft op vergoeding van de ten behoeve van de strafzaak gemaakte kosten voor rechtsbijstand, indien en voor zover daartoe - alle omstandigheden in aanmerking genomen - gronden van billijkheid...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT