Uitspraak Nº 001477-19. Gerechtshof Den Haag, 2019-09-23

ECLIECLI:NL:GHDHA:2019:2587
Docket Number001477-19
Date23 Septiembre 2019
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

AV-nummer : 001477-19
Parketnummer hoofdzaak : 22-000119-19

Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingsverzoeken van 23 september 2019

inzake het schriftelijk verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] 1976 te 's-Hertogenbosch,

verzoeker,

raadsman namens verzoeker: mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

Het geding en de feiten

1. In de strafzaak tegen verzoeker onder genoemd rolnummer heeft op 12 september 2019 een terechtzitting van de meervoudige strafkamer plaatsgevonden, alwaar mrs. Th.W.H.E. Schmitz (voorzitter), A.M.P. Gaakeer en T.B. Trotman zitting hadden.

Als uitspraakdatum is na afloop van de zitting vastgesteld 26 september 2019.

2. Bij faxbericht van 18 september 2019 heeft de raadsman namens verzoeker een verzoek tot wraking van genoemde voorzitter en raadsheren gedaan.

3. De voorzitter en raadsheren (hierna ook wel: de raadsheren) hebben niet in de wraking berust.

4. De wrakingskamer heeft het verzoek op 23 september 2019 ter openbare terechtzitting behandeld, waar verzoeker en zijn raadsman zijn gehoord. Tevens is gehoord genoemde voorzitter. De raadsman en de advocaat-generaal mr. H.H.J. Knol hebben hun standpunten uiteengezet.

Het wrakingsverzoek

5. Het schriftelijk wrakingsverzoek is in essentie gebaseerd op de stelling dat sprake is van een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid en vooringenomenheid, omdat (één van) de raadsheren tot driemaal toe herhaalde onware uitlatingen zou(den) hebben gedaan tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen de medeverdachte [de medeverdachte] ter op 16 september 2019.

6. Op 23 september 2019 heeft de raadsman van de verzoeker ter terechtzitting aan de wrakingskamer medegedeeld dat de verzoeker de in zijn schriftelijk verzoek tot wraking genoemde gronden laat vallen nu de bovengenoemde raadsheren in hun schriftelijke reactie hebben laten weten dat deze uitlatingen een evidente vergissing waren.

7. De raadsman van de verzoeker heeft voorts ter zitting van de wrakingskamer de ontvankelijkheid van het verzoek toegelicht en de wrakingsgronden aangevuld dan wel gewijzigd zoals hieronder uiteengezet.

8. De verzoeker acht het verzoek tot wraking ontvankelijk nu het binnen een dag, nadat de uitlatingen van de raadsheren op 17 september 2019 aan verzoeker bekend waren geworden, is verzonden. Daarnaast heeft de raadsman toegelicht dat een verzoek tot wraking tevens kan worden ingediend wanneer buiten de inhoudelijke behandeling van een strafzaak...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT