Uitspraak Nº 02-189945-21. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-05-23

ECLIECLI:NL:RBZWB:2022:2779
Docket Number02-189945-21
Date23 Mayo 2022
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/189945-21

vonnis van de meervoudige kamer van 23 mei 2022

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] ,

raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 april 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

Het onderzoek is gesloten op 23 mei 2022. Ter zitting zijn ook de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in Breda op 23 mei 2021 (na de voetbalwedstrijd [voetbalclub] - [Voetbalclub] ) op de openbare weg samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren en goederen.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de inhoud van het dossier, waaronder de camerabeelden waarop verdachte herkend wordt als een van degenen die geweld plegen tegen personen en goederen, en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting dat hij de persoon is op die beelden. De officier van justitie is van mening dat, nu verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, de gehele tenlastelegging voor openlijke geweldpleging kan worden bewezen en niet enkel zijn individuele gedragingen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank alleen tot een bewezenverklaring kan komen van wat onder het eerste, derde, vierde, vijfde en zevende gedachtestreepje ten laste is gelegd, te weten de geweldshandelingen die op de parkeerplaats P5 hebben plaatsgevonden. Bij de overige geweldshandelingen was verdachte niet betrokken en van die geweldshandelingen dient hij daarom te worden vrijgesproken.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

De bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2

De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het beoordelingskader voor openlijke geweldpleging

De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking geldt ook indien het medeplegen een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving, zoals in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) het geval is met "in vereniging". Er zal dus moeten worden nagegaan of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging, gelet op de aard van het delict, zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is ook toepasselijk op openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan, samenwerkingsverband met een eigen - soms moeilijk doorzichtige - dynamiek. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen. (Zie ECLI:NL:HR:2016:1320)

Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, waarbij deze bijdrage zelf niet gewelddadig hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. De rechter moet beoordelen of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. (Zie ECLI:NL:HR:2017:1093)

De vaststaande feiten

Op basis van de bewijsmiddelen (met name de bewijsmiddelen uit het algemene deel van het dossier) en de geldende jurisprudentie stelt de rechtbank vast dat op 23 mei 2021 in de directe omgeving van het [naam 1] in Breda door een grote groep personen in vereniging openlijk geweld is gepleegd tegen goederen en tegen politieambtenaren. Daarbij hebben de geweldshandelingen, zoals die zijn ten laste gelegd achter de negen gedachtestreepjes, zich allemaal voorgedaan. Dat er toen sprake is geweest van openlijke geweldpleging is door de verdediging ook niet betwist.

Vast staat dat het geweld begon toen [Voetbalclub] één minuut voor het einde van de wedstrijd het winnende doelpunt scoorde, waardoor [voetbalclub] niet naar de eredivisie promoveerde. Toen sloeg de stemming om en werd buiten het stadion, waar ongeveer 700 mensen zich verzameld hadden, vuurwerk over de toegangspoort bij ingang 4 gegooid. Daarna liep een groep mensen, waarvan een groot deel inmiddels zijn gezicht had bedekt, naar ingang 5, waar rolluiken werden vernield en men het stadion probeerde in te komen. De politie probeerde dat te voorkomen door een politiebus naar ingang 5 te rijden en de bus voor de ingang te zetten. Die bus, waarin zich politiemensen bevonden, werd bestormd en er werden allerlei voorwerpen naar die bus gegooid, onder andere een fiets, dranghekken, bierkratjes, flessen drank en vuurwerk. ME’ers, die probeerden de in de bus aanwezige agenten te ontzetten, werden bekogeld met flessen drank en vuurwerk. Daarna verplaatste de groep zich naar parkeerplaats P5. Daar werd een andere bus van de ME met daarbuiten ME’ers aangevallen, waarbij opnieuw voorwerpen als fietsen, dranghekken en flessen naar deze ME’ers werden gegooid. Nadat de ME parkeerplaats P5 had ‘schoongeveegd’, bleef een groep mensen op de Lunetstraat meermalen de confrontatie met de ME aangaan. Daarbij werden stoeptegels en straatstenen uit het wegdek losgetrokken en naar ME’ers gegooid. Ook werden op een kruispunt vernielingen gepleegd aan onder meer de verkeerslichten en werden ME-voertuigen met stenen bekogeld. Verderop op de Lunetstraat waren medewerkers van de brandweer bezig met de reanimatie van een man die onwel was geworden. Zelfs daar werd door relschoppers geweld gebruikt tegen de aanwezige politiemensen, die stoeptegels naar het hoofd geslingerd kregen en werden geslagen en geschopt.

De rechtbank is van oordeel dat er vanaf het eerste geweld bij ingang 4 tot aan de reanimatie op de Lunetstraat sprake was van een continu proces van geweld, hoofdzakelijk gericht tegen de politie en politievoertuigen. Dat geweld verplaatste zich van de beginlocatie bij ingang 4 via ingang 5 naar parkeerplaats P5 en tot slot naar verschillende locaties op en aan de Lunetstraat. Dit alles vond plaats op een geringe afstand van elkaar en in een beperkte tijd en kan dan ook worden aangemerkt als één geheel van geweldshandelingen.

Na het laatste doelpunt ontstond een groepsdynamiek waarbij een groot aantal individuele personen binnen de groep op elkaar reageerden door mee te doen aan de gewelddadigheden. Er ontstond een sfeer van ontremming, waaraan iedereen binnen die groep op enige manier een bijdrage leverde. Het gewelddadige gedrag van de een bevorderde dat de ander mee ging doen of bleef doen met het plegen van geweld, waardoor het geweld escaleerde en bleef voortduren.

Verdachte had, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen afkomstig uit zijn persoonsdossier en uit zijn bekennende verklaring op zitting, een actieve bijdrage aan het gepleegde geweld. De rechtbank stelt vast dat verdachte met zijn handelen bijdroeg aan de beschreven groepsdynamiek en sfeer van ontremming die hebben geleid tot het escaleren en voortduren van het geweld. Het kan hem niet ontgaan zijn dat anderen geweld tegen goederen en tegen politiemensen pleegden. Hieruit volgt dat het opzet van verdachte zich (ook) uitstrekte tot het geweld dat anderen in het geheel van geweldshandelingen pleegden. Daarom kan ook het geweld dat door anderen werd gepleegd voorafgaand aan het door hem gepleegde geweld én het geweld dat daarna volgde, verdachte worden aangerekend en worden bewezenverklaard.

De rechtbank acht het tenlastegelegde feit, gelet op bovenstaande bewijsoverwegingen, voor alle bewezenverklaarde geweldshandelingen, dus ook voor geweldshandelingen die door anderen zijn gepleegd, wettig en overtuigend bewezen.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 23 mei 2021 te Breda, openlijk, op of aan de openbare weg, de Lunetstraat en de Rat Verleghstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen,

welk geweld bestond uit het:

- meermalen maken van (opruiende) armgebaren en

- opsteken van de middelvingers in de richting van politieambtenaren en

- meermalen aanvallen/belagen van politieambtenaren (die in linie stonden) en

- ( met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen tegen het lichaam van politieambtenaren en

- meermalen (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen tegen/op/in de richting van politievoertuigen en straatmeubilair en (een) verkeerslicht(en) en scooters en

- meermalen lostrekken van stoeptegels/straatstenen en kapot gooien van stoeptegels/straatstenen en

- meermalen (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen en/of gooien met (zwaar) vuurwerk en met dranghekken tegen en/of in de richting van rolluiken en hekwerken en het stadion en

- het plaatsen van een brandende fakkel tussen de motorkap en het raamrooster van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT