Uitspraak Nº 02-189947-21. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-05-23

ECLIECLI:NL:RBZWB:2022:2783
Docket Number02-189947-21
Date23 Mayo 2022
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/189947-21

vonnis van de meervoudige kamer van 23 mei 2022

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]

wonende te [adres]

raadsvrouw mr. S. van Minderhout, advocaat te Breda

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 april 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie,
mr. E. van Aalst, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek is gesloten op 23 mei 2022. Ter zitting zijn ook de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in Breda op 23 mei 2021 (na de voetbalwedstrijd [voetbalclub 1] - [voetbalclub 2] ) op de openbare weg samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren en goederen.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de inhoud van het dossier, waaronder de camerabeelden waarop verdachte door vier verbalisanten wordt herkend als een van degenen die geweld plegen tegen personen en goederen en dat verdachte dezelfde jas draagt als bij de [voetbalclub 1] -rellen van 2018. De officier van justitie is van mening dat, nu verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, de gehele tenlastelegging voor openlijke geweldpleging kan worden bewezen en niet alleen zijn individuele gedragingen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging voert primair aan dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat zijn aanwezigheid bij het stadion niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld. Gelet op de slechte kwaliteit van de beelden en de onvoldoende specifieke kenmerken waarop de herkenningen zijn gebaseerd, kan niet worden gesproken van betrouwbare herkenningen.

Subsidiair refereert de verdediging zich ten aanzien van het geweld tegen goederen aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het geweld tegen personen is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat verdachte daaraan geen relevante bijdrage heeft geleverd.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

De bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2

De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

Herkenning door verbalisanten en betrokkenheid verdachte

De verdediging heeft in het bijzonder verweer gevoerd tegen de herkenning van verdachte door de verbalisanten. De rechtbank overweegt daarover als volgt.

Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat daarmee behoedzaam moet worden omgegaan. De herkenning van een persoon kan onder meer plaatsvinden op basis van diens gezicht, kleding, accessoires, postuur, houding en manier van bewegen. Hiervan heeft de gezichtsherkenning onmiskenbaar de hoogste diagnostische waarde. Het gezicht is immers uit zijn aard uniek en de meeste mensen zijn uitstekend in staat gezichten te herkennen. Gezichten worden holistisch, dat wil zeggen als één geheel, in het geheugen opgeslagen en wel in visuele vorm. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten plaatsvindt, wat tot gevolg heeft dat het heel lastig kan zijn een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed kan herkennen.

De rechtbank heeft bij haar beoordeling in de eerste plaats beoordeeld of de beelden voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren, met andere woorden of voldoende gezichtskenmerken te zien zijn om een herkenning mogelijk te maken. Daarnaast is van belang hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter men de verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Ook kan het aantal herkenningen dat onafhankelijk van elkaar is gedaan van belang zijn.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewegende beelden van 23 mei 2021 van de voetbalrellen na de wedstrijd [voetbalclub 1] - [voetbalclub 2] van goede kwaliteit, ruim voldoende om verbalisanten in staat te stellen verdachte daarop te herkennen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de afzonderlijke herkenningen van verdachte door de verbalisanten. Onder meer verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte op de camerabeelden herkend aan zijn postuur, gezicht en haardracht. [verbalisant 1] heeft verdachte in september 2020 als getuige gehoord. Daarnaast heeft verbalisant [verbalisant 2] verdachte herkend aan zijn postuur, gezicht en haardracht. Hij kent verdachte in zijn hoedanigheid als voetbalcoördinator en van een ander onderzoek naar openlijke geweldpleging. Tot slot heeft verbalisant [verbalisant 3] verdachte herkend aan de hand van een still van de camerabeelden. [verbalisant 3] kent verdachte van zijn aanwezigheid bij de wedstrijden van [voetbalclub 1] . De rechtbank acht deze afzonderlijke herkenningen voldoende om de betrokkenheid van verdachte vast te stellen.

Daar komt bij dat de herkenning van verdachte ondersteund wordt door de jas (van het merk Napapijri) die de persoon op de camerabeelden draagt. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden bij de voetbalrellen na de wedstrijd [voetbalclub 1] - [voetbalclub 3] op 21 oktober 2018 blijkt namelijk dat verdachte op die beelden wordt herkend. De rechtbank ziet op de foto op pagina 68 van dat proces-verbaal dat verdachte toen een zelfde jas droeg, namelijk een donkerkleurige jas met capuchon en een opbergvak op de buik, met daarop een logo dat exact lijkt op het logo dat te zien is op de beelden van de rellen in 2021.

Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die betrokken is geweest bij de voetbalrellen op 23 mei 2021.

Het beoordelingskader voor openlijke geweldpleging

De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking geldt ook indien het medeplegen een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving, zoals in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) het geval is met "in vereniging". Er zal dus moeten worden nagegaan of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging, gelet op de aard van het delict, zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is ook toepasselijk op openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan, samenwerkingsverband met een eigen - soms moeilijk doorzichtige - dynamiek. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen. (Zie ECLI:NL:HR:2016:1320)

Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, waarbij deze bijdrage zelf niet gewelddadig hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. De rechter moet beoordelen of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. (Zie ECLI:NL:HR:2017:1093)

De vaststaande feiten

Op basis van de bewijsmiddelen (met name de bewijsmiddelen uit het algemene deel van het dossier) en de geldende jurisprudentie stelt de rechtbank vast dat op 23 mei 2021 in de directe omgeving van het [naam 1] in Breda door een grote groep personen in vereniging openlijk geweld is gepleegd tegen goederen en tegen politieambtenaren. Daarbij hebben de geweldshandelingen, zoals die zijn ten laste gelegd achter de negen gedachtestreepjes, zich allemaal voorgedaan. Dat er toen sprake is geweest van openlijke geweldpleging is door de verdediging ook niet betwist.

Vast staat dat het geweld begon toen [voetbalclub 2] één minuut voor het einde van de wedstrijd het winnende doelpunt scoorde, waardoor [voetbalclub 1] niet naar de eredivisie promoveerde. Toen sloeg de stemming om en werd buiten het stadion, waar ongeveer 700 mensen zich verzameld hadden, vuurwerk over de toegangspoort bij ingang 4 gegooid. Daarna liep een groep mensen, waarvan een groot deel inmiddels zijn gezicht had bedekt, naar ingang 5, waar rolluiken werden vernield en men het stadion probeerde in te komen. De politie probeerde dat te voorkomen door een politiebus naar ingang 5 te rijden en de bus voor de ingang te zetten. Die bus, waarin zich politiemensen bevonden, werd bestormd en er werden allerlei voorwerpen naar die bus gegooid, onder andere een fiets, dranghekken, bierkratjes, flessen drank en vuurwerk. ME’ers, die probeerden de in de bus aanwezige agenten te ontzetten, werden bekogeld met flessen drank en vuurwerk. Daarna verplaatste de groep zich naar parkeerplaats P5. Daar werd een andere bus van de ME met daarbuiten ME’ers aangevallen, waarbij opnieuw voorwerpen als fietsen, dranghekken en flessen naar deze ME’ers werden gegooid. Nadat de ME parkeerplaats P5 had...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT