Uitspraak Nº 02/362139 HA RK 19-197 en 02/362147 HA RK 19-199. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-09-19

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:4082
Date19 Septiembre 2019
Docket Number02/362139 HA RK 19-197 en 02/362147 HA RK 19-199
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer

Locatie Breda

zaaknummers 02/362139 HA RK 19-197 en 02/362147 HA RK 19-199

beslissing van 19 september 2019 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen verzoeker.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:

  • -

    de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hierna te noemen zaken;

  • -

    het wrakingsverzoek van verzoeker ontvangen op 20 augustus 2019;

  • -

    de brief van de griffier van 21 augustus 2019;

  • -

    de reactie van verzoeker op voornoemde brief ontvangen op 26 augustus 2019, met aanvullende stukken;

  • -

    de op 28 augustus 2019 ontvangen reactie van mr. Boxem.

2 Het verzoek
2.1.

Het verzoek strekt tot wraking van mr. Boxem, hierna te noemen de rechter, die belast is met de gevoegde behandeling van de zaken met nummers BRE 17/7317 en

BRE 17/7318 welke zien op de aanslag inkomstenbelasting 2015.

2.2.

De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3 De beoordeling
3.1.

Ingevolge artikel 8:15 Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

3.2.

Daarbij moet voorop worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

3.3.

Het verzoek moet op grond van artikel 8:16 lid 1 Awb worden gedaan, zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.

3.4.

Verzoeker heeft op 20 augustus 2019 een wrakingsverzoek ingediend. Daarbij heeft hij vermeld dat zijn wrakingsverzoek betrekking heeft op de brief van de rechtbank van

17 augustus 2019 omdat in deze brief is vermeld dat voor de behandeling van zijn zaken op 17 oktober 2019 slechts 25 minuten zijn uitgetrokken. Verzoeker is van mening dat de zaken dermate complex zijn dat zij niet binnen het tijdsbestek van 25...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT