Uitspraak Nº 03/005341-04. Rechtbank Limburg, 2015-06-04

ECLIECLI:NL:RBLIM:2015:4715
Date04 Junio 2015
Docket Number03/005341-04
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/005341-04 (vordering uitstel voorwaardelijke invrijheidstelling)

Ressortsparketnummer: 20-000525-06

V.i.-zaaknummer: 99-000282-42

Datum uitspraak: 4 juni 2015

Tegenspraak

Beslissing van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken, op een vordering van de officier van justitie in het arrondissement Limburg

De vordering houdt in dat de rechtbank beslist dat de voorwaardelijke invrijheidstelling van

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen,

hierna te noemen: de veroordeelde,

voor de duur van 180 dagen wordt uitgesteld.

1 Het onderzoek van de zaak

De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens de openbare terechtzittingen van 20 maart 2015, 15 april 2015 en 21 mei 2015. Op laatstgenoemde zittingsdag zijn gehoord de officier van justitie en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. G.L.P. Biesmans, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht. Voorts zijn als deskundigen de reclasseringswerkers [naam reclasseringswerker 1] en [naam reclasseringswerker 2] gehoord.

2 De beoordeling
2.1

Het standpunt van de officier van justitie

Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd. Hiertoe heeft hij het volgende naar voren gebracht.

Ter voorkoming van recidive is het voor zowel de maatschappij als de veroordeelde van belang dat de juiste stappen worden gezet en de juiste voorwaarden worden gesteld in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Om deze stappen te zetten en de juiste voorwaarden te stellen heeft de reclassering meer tijd nodig, nu is gebleken dat het erg moeilijk is om een instelling te vinden die bereid is om de veroordeelde op te nemen. Nu de reclassering pas op een laat tijdstip betrokken is geraakt bij deze zaak, is het niet aan haar te wijten dat de juiste stappen nog niet zijn gezet.

2.2

Het standpunt van de veroordeelde

Namens de veroordeelde heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat het aan de reclassering te wijten is dat op dit moment nog geen voorwaarden kunnen worden geformuleerd waaronder de veroordeelde in vrijheid gesteld zou kunnen worden. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat:

  • -

    de reclassering in de afgelopen drie maanden nauwelijks actie heeft ondernomen;

  • -

    de veroordeelde niet, althans onvoldoende, is betrokken bij het zoeken naar mogelijkheden om tot het stellen van voorwaarden te komen;

  • -

    reclasseringswerker [naam reclasseringswerker 1] tweemaal heeft verzuimd om ter terechtzitting te verschijnen;

  • -

    de reclassering heeft verzuimd om, ondanks een opdracht daartoe van de rechtbank, een uitgewerkt plan op te stellen voor de resocialisatie van de veroordeelde tijdens het gevorderde uitstel van 180 dagen.

Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het onduidelijk is waarop de duur van het gevorderde uitstel is gebaseerd, alsmede wat de reclassering in de periode van 180 dagen zou willen doen.

2.3

Het oordeel van de rechtbank

De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie is ontvankelijk in zijn vordering, nu deze tijdig is ingediend en de rechtbank niet is gebleken dat zich een omstandigheid voordoet die aan de ontvankelijkheid van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT