Uitspraak Nº 03/086235-19. Rechtbank Limburg, 2020-12-23

ECLIECLI:NL:RBLIM:2020:10349
Date23 Diciembre 2020
Docket Number03/086235-19
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer : 03/086235-19

Parketnummer : 03/700589-15 (vordering tot tenuitvoerlegging)

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 december 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,

gedetineerd in Penitentiaire Inrichting te Sittard.

De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Carli, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 26 november, 2 en 9 december 2020. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn op 26 november en 2 december ter terechtzitting verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op de terechtzitting van 9 december 2020 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten. De verdachte is ook op 9 december 2020 ter terechtzitting verschenen.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven en na wijziging van de tenlastelegging, op neer dat de verdachte:

Feit 1: dat de verdachte samen met een ander of anderen een woningoverval heeft gepleegd (primair) dan wel dat de verdachte medeplichtig aan deze woningoverval is geweest (subsidiair);

Feit 2: een diefstal heeft gepleegd;

Feit 3: een diefstal heeft gepleegd.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder feit 1 primair moet worden vrijgesproken. Het subsidiair tenlastegelegde kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

De officier van justitie heeft in dit kader naar voren gebracht dat het dossier wettig en overtuigend bewijs bevat voor de rol die de verdachte bij het plegen van de woningoverval op 1 oktober 2018 heeft gespeeld, te weten dat hij voorafgaand aan de woningoverval informatie over de woning en de aanwezigheid van een groot geldbedrag aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verstrekt. Het openbaar ministerie is van oordeel dat de overigens cruciale rol van de verdachte dient te worden gekwalificeerd als die van medeplichtige.

Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat door de verdachte op 26 september 2018 een geldbedrag van

€ 10.000,- uit deze woning is gestolen. Voor wat betreft de wegnemingshandeling heeft de officier van justitie verwezen naar de bekennende verklaring van de verdachte. Voor wat betreft de hoogte van het gestolen geldbedrag heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , de verklaring van [slachtoffer 1] over de inhoud van het geldkistje en de inhoud van het WhatsApp-bericht dat op 26 september 2020 door de verdachte naar medeverdachte [medeverdachte 1] is gestuurd.

Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de aangifte, de bevindingen van de politie en de inhoud van de WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] .

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.

De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat op basis van de inhoud van het procesdossier geen betrokkenheid van de verdachte bij een vooropgezet plan of een nauwe samenwerking met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kan worden vastgesteld. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen dubbel opzet moet worden vastgesteld. De verdachte heeft tijdens de verhuizing op 26 september 2018 uit een geldkistje een geldbedrag van

€ 1.000,- gestolen. Dit heeft hij later aan [getuige] verteld. De verdachte heeft op geen enkel moment het adres van de betreffende woning met iemand gedeeld. Dat

[medeverdachte 1] vervolgens aan [getuige] het betreffende adres heeft gevraagd en

[getuige] dit vervolgens ook heeft gegeven, kan niet aan de verdachte worden toegerekend. De verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , inhoudende dat de verdachte als dé tipgever voor de woningoverval moet worden aangemerkt, moeten naar het oordeel van de verdediging als ongeloofwaardig worden bestempeld.

Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat bij de inhoud van de aangifte de nodige vraagtekens kunnen worden gezet. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor het wegnemen van een bedrag hoger dan € 1.000,-.

Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu wettig en overtuigend bewijs voor het tenlastegelegde ontbreekt.

3.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Feiten 1 en 2

Inleiding

In de nacht van 1 oktober 2018 heeft in de woning aan de [adres] te Kessel een woningoverval plaatsgevonden.

Aan de verdachte is onder feit 1 – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan deze woningoverval dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest. Onder feit 2 is aan de verdachte – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij op 26 september 2018 uit diezelfde woning een geldbedrag heeft gestolen. Om de leesbaarheid van dit vonnis te bevorderen zal de rechtbank de feiten 1 en 2 gezamenlijk bespreken.

De aangifte

Door [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) is op 1 oktober 2018 om 03:02 uur aangifte gedaan van een woningoverval. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij en haar echtgenoot [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) op 26 september 2018 naar de betreffende woning aan de [adres] te Kessel zijn verhuisd. De verhuizing is verzorgd door het bedrijf [bedrijf] uit Susteren. Op de dag van de verhuizing heeft [slachtoffer 1] aan de verhuizers verteld dat zij en haar echtgenoot kort daarvoor hun bedrijf hadden verkocht.2

Op 1 oktober 2018 omstreeks 02:30 uur werden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opgeschrikt door twee gemaskerde mannen die in hun slaapkamer stonden. [slachtoffer 1] hoorde direct een van de mannen schreeuwen: ‘Geld, geld, geld. Ik weet dat jullie geld hebben want jullie hadden een bedrijf.’ [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard tijdens de overval aan de daders te hebben verteld dat er geen geld in de woning aanwezig was. Er was echter wel een geldbedrag in de woning aanwezig. Dit geldbedrag hadden de bewoners bewaard en weggestopt in een verhuisdoos. Onderin deze verhuisdoos bevond zich een geldkistje, blauw van kleur, met daarin een geldbedrag ter hoogte van € 25.000,-. Bovenop dit geldkistje waren bewust diverse spullen geplaatst, om het geldkistje aan het zicht te onttrekken. Na de overval zagen de bewoners dat dit geldkistje was weggenomen. [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat het bedrag van € 25.000,- was verdeeld in een tiental stapels. Deze stapels geld waren samengebonden door middel van elastiekjes. Over de daders heeft [slachtoffer 1] verklaard dat deze een opvallend Limburgs accent hadden. Dit opvallende accent deed haar meteen aan de verhuisploeg denken. [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat de verhuisdoos met daarin het geldkistje niet door de verhuizers maar door haarzelf is verhuisd.3

Op 1 oktober 2018 is door [verbalisant] een sporenonderzoek bij de woning ingesteld. Uit dit onderzoek bleek dat de achterdeur van de woning was opengebroken. De schildplaat was aan de buitenzijde, onder de deurkruk, weggebroken. Het buitenste gedeelte van de slotcilinder was afgebroken.4

Op 1 oktober 2018 om 10:30 uur heeft [slachtoffer 1] aanvullend verklaard dat de verhuisdoos met daarin het betreffende geldkistje op de dag van de verhuizing in haar auto heeft gestaan. Zij heeft de doos zelf naar de nieuwe woning gebracht. Deze doos stond na de verhuizing op de kamer naast de muurkast. Er stond ‘badkamer’ op de bewuste doos en er lagen badmatten en een deken op het geldkistje in deze doos. Toch hebben de daders het geldkistje gevonden.5 [slachtoffer 1] heeft later nog verklaard dat zij op de dag van de verhuizing bij haar dochter is gaan eten. De verhuisdoos met daarin het geldkistje is toen in de keuken blijven staan.6 Het geld in het geldkistje bestond uit stapels van telkens vijftig briefjes van € 50,-. In 2017 is het geldbedrag voor het laatst geteld.7

[slachtoffer 2] heeft verklaard dat in het geldkistje een bedrag van ongeveer € 20.000,- tot

€ 25.000,- zat. In het geldkistje zaten bijna allemaal bankbiljetten van vijftig euro. Deze bankbiljetten zaten in pakketjes van vijftig briefjes bij elkaar met een elastiek eromheen.8

Op het spoor van de verdachte

Na de woningoverval is door de politie een onderzoek ingesteld, onder meer naar het door [slachtoffer 1] genoemde verhuisbedrijf. Uit onderzoek kwam naar voren dat de verdachte als verhuizer bij deze verhuizing aanwezig was geweest. Naar aanleiding van deze bevindingen in combinatie met TCI-informatie heeft de politie van 12 maart 2019 tot en met 9 april 2019 de telecommunicatie van de verdachte opgenomen. Daaruit blijkt dat de verdachte op

21 maart 2019 telefonisch contact heeft opgenomen met een persoon genaamd

[naam 1] . In dit telefoongesprek zegt de verdachte onder meer:

- ‘jonge ik heb daar gewerkt’

- ‘dus als puntje bij paaltje komt pik en ik loop prevelen dan kan ik gewoon 3 – 4 – 5 jaar pakken’;

- ‘kunt gaan prevelen want dan uh pik, maar ik ben tipgever, dat is harder he pik’.9

De verdachte is vervolgens op 9 april 2019...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT