Uitspraak Nº 03/659281-17. Rechtbank Limburg, 2019-01-31

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:882
Date31 Enero 2019
Docket Number03/659281-17
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer: 03/659281-17

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 januari 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte] ,

thans gedetineerd in de PI Zuid Oost - HvB Ter Peel te Evertsoord.

De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. van der Wal, advocaat kantoorhoudend te Hengelo.

1 Het onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 januari 2019. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

primair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander [slachtoffer] heeft vermoord;

subsidiair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood en een diefstal/afpersing heeft gepleegd, welke doodslag gepleegd is om de diefstal/afpersing voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken dan wel het bezit van het gestolene te verzekeren;

meer subsidiair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood;

meest subsidiair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander een diefstal met geweld heeft gepleegd, welk feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;

meest meest subsidiair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander [slachtoffer] heeft afgeperst, welke feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair tenlastegelegde, nu niet kan worden bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met voorbedachten rade hebben gehandeld. Wél acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer] . Uit de verklaring van getuigen en het verrichte telecomonderzoek is volgens de officier van justitie gebleken dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een financieel motief hadden om contact te onderhouden met [slachtoffer] . In de dagen voorafgaand aan het tenlastegelegde heeft verdachte meermalen lijfelijk afgesproken met [slachtoffer] . Het is ook verdachte geweest die met [slachtoffer] de afspraak maakte om op 20 augustus 2017 te 16:00 in zijn woning samen te komen. Op deze dag togen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met een boodschappentas met daarin een mes en een ijzeren buis naar de woning van [slachtoffer] . In de woning heeft verdachte - zo blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1] - de gordijnen aan de voorzijde dichtgetrokken. Tegelijkertijd heeft [getuige 1] waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer] van achteren in een houdgreep pakte, waarbij hij schreeuwde: ‘Als je geen geld geeft, steek ik je kapot’. In zijn andere hand hield medeverdachte [medeverdachte] een voorwerp - gelijkend op een mes - vast, waarmee hij [slachtoffer] in diens hals/nek stak. Toen [slachtoffer] al op de grond lag heeft medeverdachte [medeverdachte] hem naar eigen zeggen met een ijzeren buis meermalen geslagen. [slachtoffer] werd zwaar toegetakeld en in hulpeloze toestand achtergelaten. Daarna verlieten verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met goederen van [slachtoffer] de woning. Deze goederen werden korte tijd later tijdens de aanhouding bij de verdachten aangetroffen. Zowel patholoog-anatoom [naam pathaloog-anatoom] als forensisch radioloog [naam forensisch radioloog] heeft geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer] op 22 september 2017 kan worden verklaard door extern inwerkend geweld op het hoofd.

Volgens de officier van justitie heeft verdachte een bijdrage geleverd (bestaande uit onder andere het maken van afspraken met [slachtoffer] , het sturen van sms-berichten, het samen met medeverdachte [medeverdachte] met wapens naar de woning van [slachtoffer] gaan, het zorgen dat ze binnen worden gelaten, het sluiten van de gordijnen en het in hulpeloze toestand achterlaten van [slachtoffer] ) die voldoende is om de kwalificatie medeplegen gekwalificeerde doodslag te rechtvaardigen.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft een integrale vrijspraak gevorderd. Evenals de officier van justitie is de raadsman van mening dat ten aanzien van het primair tenlastegelegde het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ niet bewezen kan worden. Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aan de hand van bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad aangevoerd dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger. Verdachte is met medeverdachte [medeverdachte] naar de woning gegaan om hem aan te spreken op zijn grensoverschrijdende seksuele gedrag. Na een opmerking van [slachtoffer] sloegen bij medeverdachte [medeverdachte] de stoppen door, hetgeen verdachte niet kon voorzien. Verdachte was vanaf dat moment verstijfd. Het enkel aanwezig zijn van verdachte en het zich niet distantiëren van medeverdachte [medeverdachte] is onvoldoende voor de kwalificatie medeplegen. Ten aanzien van het meest subsidiaire heeft de raadsman aangevoerd dat het geweld in geen verband staat met de diefstal. Voorts heeft verdachte niet het oogmerk gehad op de diefstal, nu zij niet meer wist of zij de goederen van [slachtoffer] in de tas had gedaan. Het meest meest subsidiaire kan niet bewezen worden, nu [slachtoffer] niet zelf geld en/of de goederen heeft afgegeven aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en dit wel als onderdeel van de afpersing in de tenlastelegging is opgenomen en ook nodig is wil sprake zijn van afpersing.

3.3

Het oordeel van de rechtbank 1

3.3.1

Inleiding

Op 20 augustus 2017, omstreeks 16:36 uur, kwam een melding van de getuige [getuige 2] binnen bij het meldcentrum van de politie eenheid Limburg. Zij deelde mede dat er bij het verzorgingshuis [naam verzorgingshuis] , gelegen aan de [adres] te Tegelen, personen met een mes binnen zouden zijn. Deze personen zouden de bewoner, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), bedreigen om geld af te staan.2 Daarop zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] direct ter plaatse gegaan. In voornoemde woning trof verbalisant [verbalisant 2] [slachtoffer] liggend op zijn rug aan, in het midden van de kamer. Rondom [slachtoffer] lag veel bloed, met name rondom zijn hoofd. [verbalisant 2] zag dat [slachtoffer] ernstig letsel had in zijn gezicht. [slachtoffer] riep om hulp. Korte tijd later constateerde verbalisant [verbalisant 1] dat [slachtoffer] vermoedelijk een steekwond had boven zijn navel.3

[slachtoffer] werd overgebracht naar het [naam ziekenhuis 1] te Venlo. In verband met zijn verwondingen werd hij vervolgens overgebracht naar het [naam ziekenhuis 2] te Maastricht. Op 28 augustus 2017 deelde [naam forensisch arts] , forensisch arts, met betrekking tot de gezondheidstoestand van [slachtoffer] mede dat [slachtoffer] (nog immer) comateus was en dat er een reële kans bestond dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Op 21 september 2017 werd [slachtoffer] vanuit het [naam ziekenhuis 2] te Maastricht overgeplaatst naar een hospice te Venlo. Daar is hij op 22 september 2017 overleden.4 Op diezelfde dag constateerde forensisch arts

[naam forensisch arts] dat [slachtoffer] een niet-natuurlijke dood was gestorven.5 Familielid [getuige 3] herkende het stoffelijk overschot als dat van [slachtoffer] .6

Op basis van de beschikbare medische gegevens constateerde radioloog [naam forensisch radioloog] dat bij [slachtoffer] uitgebreide fracturen van het aangezicht, skelet en wekedelen zwellingen van het hoofd te zien waren. Rond de hersenen waren bloedingen. Deze letsels konden worden verklaard door stomp extern inwerkend geweld op het aangezicht en het hoofd. Verder constateerde [naam forensisch radioloog] onder meer huiddefecten en onderhuidse afwijkingen, zes in het aangezicht, een in de buik en waarschijnlijk een in de hals. Deze letsels konden worden verklaard door penetrerend geweld. De slotconclusie van [naam forensisch radioloog] luidde dat [slachtoffer] is overleden door de ziekelijke verwikkelingen ten gevolge van extern inwerkend geweld op het hoofd.7 Arts en patholoog [naam pathaloog-anatoom] constateerde op basis van de breuken in het aangezicht dat er sprake was van bij leven opgetreden inwerking van heftig uitwendig mechanisch botsend geweld op het hoofd. Verder wezen het letsel in de hals en in de buik op bij leven opgetreden inwerking van uitwending mechanisch scherprandig klievend geweld (steek- of snijletsels). De dood van [slachtoffer] kon verklaard worden door verwikkelingen van zeer ernstige letsels aan/in met name het hoofd.8

3.3.2

Incident in woning en aantreffen verdachte(n)

Getuige [getuige 1] , werkzaam als verzorgende bij [naam zorginstelling] , heeft verklaard dat [slachtoffer] hem op 20 augustus, tussen 16:20 uur en 16:25 uur, belde via zijn handzender met de mededeling dat hij naar het toilet moest. Enkele minuten later stond [getuige 1] op de galerij bij de woning van [slachtoffer] . Hij zag dat een vrouwelijk persoon de gordijnen aan de voorzijde van het appartement van [slachtoffer] dichttrok. Tegelijkertijd nam hij waar dat een manspersoon [slachtoffer] , die in zijn rolstoel zat, van achteren in een houdgreep vastpakte en schreeuwde: ‘Als je geen geld geeft, steek ik je kapot’. De man had [slachtoffer] met zijn rechterhand om zijn nek vast, terwijl hij in zijn linkerhand een voorwerp vasthield. De arm van de manspersoon was lichtelijk gebogen, waardoor het voorwerp richting het hoofd/de nek van [slachtoffer]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT