Uitspraak Nº 03/702595-12. Rechtbank Limburg, 2019-01-29

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:844
Docket Number03/702595-12
Date29 Enero 2019
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/702595-12

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 januari 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte] ,

wonende te [adresgegevens verdachte] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.L.P. Biesmans, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 12, 14, 19, 20, 27 en 29 november 2018. Op 15 januari 2019 is het onderzoek ter terechtzitting formeel gesloten.

De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte:

feit 1: al dan niet samen met een ander Aegon Schadeverzekering N.V. heeft opgelicht of dat hij daaraan medeplichtig is geweest;

feit 2: zich al dan niet samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

3 De voorvragen

De raadsvrouw heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit vanwege de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak zou moeten worden afgerond. De rechtbank heeft dit verweer ter terechtzitting reeds verworpen, nu wel sprake is van een overschrijding, maar deze niet leidt tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank zal hier in dit vonnis daarom niet verder op in gaan.

Er zijn ook geen andere omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is verder gebleken dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is en er geen gronden voor schorsing van de vervolging zijn.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte medeplichtig is geweest aan het oplichten van verzekeraar Aegon (feit 1). De verdachte was bestuurder van de rechtspersoon [naam bv 1] (hierna aangeduid met [naam bv 1] ), die ten behoeve van een werknemer een ziekteverzuimverzekering heeft afgesloten bij Aegon. Deze verzekering gaf dekking voor de loondoorbetaling waartoe werkgevers gehouden zijn bij ziekte van werknemers.

De verdachte heeft de aanvraag getekend en zijn handtekening gezet op (al dan niet blanco) documenten, zoals werknemerslijsten. De verdachte heeft verder de bankrekening van [naam bv 1] ter beschikking gesteld aan de medeverdachte, [medeverdachte 1] , die als werknemer stond vermeld in de aanvraag. [medeverdachte 1] was in werkelijkheid geen werknemer en de verzekering is dus op valse gronden en met behulp van valse papieren tot stand gekomen.

Kort na het afsluiten van de verzekering heeft de zogenaamde werknemer [medeverdachte 1] zich ziek gemeld en heeft Aegon twee jaar lang onterecht uitkeringen gedaan aan [naam bv 1] , ook weer op basis van valse bescheiden, die [medeverdachte 1] indiende. De uitkering werd door [medeverdachte 1] doorgeboekt naar zijn eigen rekeningen.

De verdachte kan volgens de officier van justitie niet als medepleger van deze oplichting worden aangemerkt; daarvoor is zijn rol niet significant genoeg. Hij heeft [medeverdachte 1] alleen gefaciliteerd. Dat alles moet tot een vrijspraak van het primair tenlastegelegde leiden en een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, aldus de officier van justitie.

De officier van justitie heeft verder naar voren gebracht dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen, zowel in primaire als subsidiaire vorm (feit 2). Het tenlastegelegde verwijt heeft niet zozeer betrekking op de verzekeringsfraude, maar vooral op de handel van anderen in valse postzegels waarbij (de bankrekening van) [naam bv 1] betrokken is geweest. De verdachte heeft echter geen aantoonbare rol gehad bij deze postzegelfraude en geen noemenswaardig bedrag uit [naam bv 1] ontvangen voor de fraudes. De verdachte moet wel geweten hebben dat zijn onderneming gebruikt werd door anderen voor witwassen van met fraude verkregen geld of had dit moeten vermoeden. Dat maakt hem echter niet tot medepleger van witwassen, hooguit tot medeplichtige. Dat is echter niet tenlastegelegd.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw is van mening dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Feit 1 kan niet bewezen worden. De verdachte is wellicht dom en naïef geweest door [medeverdachte 1] ter wille te zijn met het afsluiten van de verzekering en hem zijn gang te laten gaan. Dat maakt de verdachte echter nog niet tot medepleger van oplichting: er is juridisch gezien geen nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] geweest. In zoverre is de raadsvrouw het eens met de officier van justitie.

Van medeplichtigheid kan ook geen sprake zijn volgens de raadsvrouw, omdat daarvoor dubbel opzet vereist is en dat kan niet uit het handelen van de verdachte en diens naïviteit worden afgeleid. De verdachte was in de veronderstelling dat het ging om een bedrijfsongevallenverzekering en heeft zich niet gerealiseerd dat het een werknemersverzekering betrof. Bovendien had Aegon zelf ook nader onderzoek moeten verrichten naar de juistheid van de inhoud van de aangeleverde informatie en documenten.

De raadsvrouw deelt ten aanzien van het witwassen van feit 2 het standpunt van de officier van justitie (vrijspraak).

4.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Inleiding

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte meer dan medeplichtig is geweest aan verzekeringsfraude. Zij komt tot de conclusie dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Zij zal hierna de bewijsmiddelen weergeven en vervolgens haar conclusie uit dat bewijs toelichten. Daarna zal zij kort het witwassen bespreken: de rechtbank deelt de visie van de officier van justitie en de raadsvrouw dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen

Namens Aegon Schadeverzekering N.V. doet Schönherr aangifte van verzekeringsfraude, namelijk oplichting en valsheid in geschrift door [naam bv 1] en diens bestuurder [verdachte] . Aegon concludeert dat:

- [naam bv 1] /haar directeur [verdachte] (de verdachte) bij de aanvraag van de Aegon- ziekteverzuimpolis kennelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven van de feiten, immers wanneer een juiste voorstelling van de feiten was gegeven, had Aegon de verzekering niet of niet onder dezelfde voorwaarden/premie geaccepteerd;

- [naam bv 1] /haar directeur [verdachte] door ziekmelding (arbeidsverzuim) van werknemer [medeverdachte 1] verzekeraar Aegon heeft misleid, waardoor Aegon een uitkering deed die niet zou zijn gedaan bij een juiste opgave van de feiten.2

De verzekering werd afgesloten via tussenkomst van een assurantietussenpersoon, [naam assurantiepersoon] . De offerte voor de polis met de aanvraag werd getekend door de verdachte op 13 juli 2009. Bijgevoegd was een werknemerslijst van [naam bv 1] per 13 juli 2009: vermeld werd dat een persoon genaamd [medeverdachte 1] werknemer was.3 De desbetreffende medewerker van [naam assurantiepersoon] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] naar zijn kantoor gekomen was om informatie te vragen over een verzuimverzekering voor personeel. [medeverdachte 1] zei medewerker te zijn van [naam bv 1] . Dit bedrijf zat in de woningbouw. Volgens de getuige bouwde dit bedrijf prefabwoningen en [medeverdachte 1] was binnen dit bedrijf verkoopmedewerker. [medeverdachte 1] gaf aan een offerte te willen om te zien wat het zou kosten. Daarmee is [medeverdachte 1] weggegaan.

In de periode voor het afsluiten van de verzekering is er een keer of drie à vier contact geweest met [medeverdachte 1] en een keer of twee met de verdachte. De verdachte gaf aan dat [naam assurantiepersoon] [medeverdachte 1] de informatie kon geven en dat de verdachte het contract zou afsluiten. Op 13 juli 2009 is de aanvraag naar Aegon gestuurd. De polis zou meteen ingaan. De verdachte is aan het kantoor gekomen om te ondertekenen. In oktober 2009 ontving [naam assurantiepersoon] een stuk in verband met een ziekmelding bij [naam bv 1] . Na deze ziekmelding is er contact geweest. De verdachte gaf informatie over de medische toestand van [medeverdachte 1] , aldus de medewerker van [naam assurantiepersoon] . [medeverdachte 1] zou er volgens de verdachte na een val van de trap ernstig aan toe zijn.4

Ten behoeve van de verzekering moest er ook gebruikt worden gemaakt van een arbodienst, die de verzuimbegeleiding zou gaan doen bij ziekte van de werknemer. Vervolgens is met het bedrijf [naam bedrijf] een contract afgesloten. Volgens een medewerker van dit bedrijf heeft de verdachte dit contract op 1 augustus 2009 ondertekend. Deze getuige heeft het verloop van de verzuimbegeleiding voor [medeverdachte 1] beschreven en in dat kader is er gemaild met de verdachte en ongeveer zes keer met hem gebeld. Op de e-mails werd bijna niet gereageerd.5

Aegon heeft vervolgens op verzoek van de politie onder meer de navolgende inlichtingen verstrekt:

- de ziekteverzuimverzekering gaf dekking voor de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bij ziekte/arbeidsongeschiktheid van een medewerker,

in dit geval slechts één medewerker: [medeverdachte 1] (of [medeverdachte 1] ) conform opgave;

  • -

    het salaris/fiscaal loon van deze medewerker was bij aanvang van de polis € 63.745,-

  • -

    de contactpersoon was [verdachte] , door hem is veelvuldig gebruikt gemaakt van het e-mailadres [e-mailadres] ;

  • -

    er is een opvallende afwijking van de opgegeven bedrijfsomschrijving (verkoop prefabwoningen en bemiddeling) en die van de K.v.K. (de exploitatie van en handel in registergoederen);

  • -

    ...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT