Uitspraak Nº 05-000745-20. Rechtbank Gelderland, 2020-12-22

ECLIECLI:NL:RBGEL:2020:7013
Date22 Diciembre 2020
Docket Number05-000745-20
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer: 05/000745-20

Datum uitspraak : 22 december 2020

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] .

Raadsman: mr. L. de Leon, advocaat in Utrecht.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van

8 december 2020.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1.

hij, op een of meerdere tijdstippen, op of omstreeks 1 januari 2020 te Ede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer 1] met een moersleutel (althans met enig hard voorwerp) (met kracht) in de richting van zijn hoofd en/of op/tegen de schouder heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Ede [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een moersleutel (althans met enig hard voorwerp) (met kracht) in de richting van zijn hoofd en/of op/tegen de schouder te slaan;

2.

hij, op een of meerdere tijdstippen, op of omstreeks 1 januari 2020 te Ede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer 2] met een moersleutel (althans met enig hard voorwerp) (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;


subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:


hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Ede [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] met een moersleutel (althans met enig hard voorwerp) (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of;

3.

hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Ede een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een luchtdrukwapen, gelijkend op een vuurwapen (merk/type: Sig Sauer P220, Kaliber: 9mm Para) voorhanden heeft gehad;

4.

hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Ede een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie en/of categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen in de vorm van een boksbeugel, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht en/of een boksbeugel voorhanden heeft gehad;

5.

hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Ede munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 1 patroon van het kaliber 9 mm (merk/type: S&B, 9MM BrC) voorhanden heeft gehad;

6.

hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Ede een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een moersleutel zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen
heeft gedragen.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair bepleit dat verdachte nimmer opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zodat hij van dit feit dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman gesteld dat dit feit bewezen kan worden, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.

Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is, kort gezegd, aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat aangever [slachtoffer 2] tegen zijn hoofd is geslagen.

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het voorhanden hebben van de wapens en de munitie (feiten 3, 4 en 5), nu niet bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze voorwerpen in zijn woning.

Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman aangevoerd dat een moersleutel een voorwerp is dat bij de auto hoort en daarom niet redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit voorwerp bestemd was om te dreigen en/of letsel toe te brengen aan personen.

Beoordeling door de rechtbank

Ten aanzien van de feiten 1 en 2

Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 1 januari 2020 op straat stond toen een witte Volkswagen Polo passeerde en stopte achter een voertuig dat stil stond op het kruispunt. De bestuurder claxonneerde direct twee keer. Uiteindelijk reed de Volkswagen met veel toeren weg. Vier à vijf personen die op het kruispunt stonden, achtervolgden de auto. [slachtoffer 2] liep die kant op en zag een man iets achter de bestuurdersstoel vandaan pakken. Het was een staalkleurige moersleutel van 40 centimeter lang. De man liep zijn richting op en sloeg hiermee zonder iets te zeggen met kracht tegen het achterhoofd van aangever. Hierbij hield de man de moersleutel vast alsof hij een honkbalknuppel vasthield. Als gevolg van deze klap had [slachtoffer 2] een pijnlijke plek en een zwelling links achter op zijn hoofd en een stijf gevoel in zijn nek.2

Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 1 januari 2020 op straat in Ede oud en nieuw aan het vieren was. Op enig moment kwam er een witte Volkswagen Golf aan die achter de auto van de buurtvader ging staan. De bestuurder claxonneerde en drukte het gaspedaal meerdere malen in. De bestuurder van de Volkswagen zette zijn auto naast de auto van de buurtvader en was aan het provoceren. Nadat de Volkswagen wegreed, is [slachtoffer 1] bij de buurtvader ingestapt en naar de woning van de vriendin van de man gereden. Hij is uitgestapt en heeft een foto gemaakt van het kenteken van de auto van de man. De bestuurder kwam agressief op hem af lopen. Aan de bestuurderskant van de auto pakte de man een langwerpige stalen sleutel van 40 à 50 centimeter lang. Hiermee gaf de bestuurder [slachtoffer 1] een harde klap op zijn rechterschouder.3

[slachtoffer 1] is onderzocht door een arts. Deze arts heeft geconstateerd dat op de rechter schouder/rug van aangever een striem striem/oppervlakkige schaafwond zichtbaar was van 20 centimeter lopend van het schouderblad tot aan de wervelkolom. Er was sprake van een kneuzing van de rug en verhoogde spierspanning in de monnikskapspier.4

De rechtbank stelt vast dat dit letsel past bij het letsel dat je zou verwachten wanneer iemand met een moersleutel op de schouder is geslagen.

De verklaringen van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] worden ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] .

[getuige] heeft namelijk verklaard dat de bestuurder van de Volkswagen Golf het bestuurdersportier openmaakte en een soort moersleutel van achter zijn stoel pakte. Getuige zag dat een man, waarvan hij later hoorde dat het [slachtoffer 2] was, met de moersleutel op zijn hoofd werd geslagen door de bestuurder. Dit gebeurde met volle kracht, de man haalde de moersleutel echt naar achteren. Vervolgens zag [getuige] dat de bestuurder van de Volkswagen met volle kracht met deze moersleutel op de rug van [slachtoffer 1] sloeg.5

Verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder van de witte Volkswagen Golf was. Hij kwam terug lopen vanaf het huis van zijn ex-partner en vervolgens heeft hij van onder de bestuurdersstoel een moersleutel uit zijn auto gepakt.6

Verdachte heeft verklaard dat hij niet met de moersleutel heeft geslagen, maar hiermee alleen heeft gedreigd. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk, nu de verklaringen van aangevers dat zij zijn geslagen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.

De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte in de richting van het hoofd van aangever [slachtoffer 1] heeft geslagen. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] met de moersleutel op zijn schouder heeft geslagen en hij met diezelfde moersleutel [slachtoffer 2] op zijn hoofd heeft geslagen.

Het is een feit van algemene bekendheid dat door iemand met een ijzeren voorwerp als een moersleutel op het hoofd te slaan, de kans aanmerkelijk is dat dit tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden. Door met de moersleutel op het hoofd van [slachtoffer 2] te slaan heeft verdachte die aanmerkelijke kans bewust aanvaard. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] zoals tenlastegelegd onder feit 2, primair.

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het slaan met een moersleutel op de schouder niet zonder meer een aanmerkelijke kans oplevert dat dit tot zwaar lichamelijk letsel kan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT