Uitspraak Nº 05/720001-20. Rechtbank Gelderland, 2020-07-27
ECLI | ECLI:NL:RBGEL:2020:3981 |
Date | 27 Julio 2020 |
Docket Number | 05/720001-20 |
Court | Rechtbank Gelderland (Neederland) |
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720001-20
Datum uitspraak : 27 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1947 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres]
thans gedetineerd in de P.I. Arnhem
raadslieden: mr. D.A.J. Spierings en mr. J.P.J. Botterblom, advocaten te Nijkerk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 april 2020 en 13 juli 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 januari 2020, te Wapenveld, gemeente Heerde, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de Stationsweg [huisnummer] door met een gasaansteker een of meer gordijnen die in die woning hingen in de brand te steken, althans open vuur in aanraking te brengen meteen of meer gordijnen, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die gordijnen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor in die woning en/of aangrenzende woningen bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor in de bovenliggende en naastgelegen woning bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 januari 2020 heeft verdachte in zijn woning aan de Stationsweg [huisnummer] in Wapenveld met een gasaansteker gordijnen in zijn woning in brand gestoken.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Daartoe is aangevoerd dat er geen gevaar voor personen is geweest nu het zelfdovende gordijnen betrof. Daarnaast was er geen gevaar voor andere goederen dan de goederen in de woning van verdachte, en is het niet strafbaar om je eigen goederen in gevaar te brengen.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat in de woning van verdachte brand is ontstaan. De woning van verdachte maakt onderdeel uit van een pand waarin nog een ander gezin met drie personen woonde, zijnde de familie [naam 1] . [bewoner 1] bevond zich buiten haar woning toen verdachte de brand stichtte. [bewoner 2] liep terug naar zijn woning maar kwam weer naar buiten toen [bewoner 1] rook zag en is dus maar enkele seconden binnen geweest na de brandstichting. Hun zoon was niet bij het pand aanwezig.
Op het moment van de brand was er dus feitelijk niemand in de naastgelegen woning aanwezig. Om gevaar voor personen aan te kunnen nemen, is dit wel een vereiste. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat de brand die verdachte in zijn huis heeft gesticht levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen heeft veroorzaakt. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat door de brandstichting gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. De gordijnen waren weliswaar zelfdovend, maar dat wil niet zeggen dat het vuur, toen de gordijnen nog brandden, niet had kunnen overslaan naar andere huisraad. Dit gevaar heeft zich ook bijna...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT