Uitspraak Nº 08/910028-19 (P). Rechtbank Overijssel, 2020-04-23

ECLIECLI:NL:RBOVE:2020:1560
Docket Number08/910028-19 (P)
Date23 Abril 2020
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08/910028-19 (P)

Datum vonnis: 23 april 2020

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,

zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 juni 2019, 16 september 2019, 3 december 2019, 30 januari 2020, 4 februari 2020 en

9 april 2020.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van Veen en van hetgeen door de raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Eindhoven, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1 en feit 2: zich samen met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan grootschalige drugshandel.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

hij op of omstreeks 20 oktober 2018 te Enschede, in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk

aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1] ):

-ongeveer 2758 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal

bevattende amfetamine, en/of

-ongeveer 1530 gram MDMA brokken-gruis en/of ongeveer 31.921

xtc-tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende

MDMA, en/of

-ongeveer 123,4 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een

materiaal bevattende heroïne, en/of

-ongeveer 5 gram 4-MMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal

bevattende 4-methylmethcathinon, en/of

-ongeveer 562 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een

materiaal bevattende cocaïne, en/of

-ongeveer 5210 blotters / paperstrips LSD, in elk geval een hoeveelheid

van een materiaal bevattende d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD),

zijnde amfetamine en/of MDMA en/of heroïne en/of 4-methylmethcathinon en/of

cocaïne en/of d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD), (telkens) (een)

middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel

aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari

2018 tot en met 19 oktober 2018 te Enschede en/of (elders) in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)

opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of

afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (in/naar/vanuit een pand aan de

[adres 1] ), in elk geval (telkens) opzettelijk (in een pand

aan de [adres 1] ) aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van

een materiaal bevattende (onder meer) amfetamine en/of MDMA en/of heroïne

en/of 4-methylmethcathinon, en/of cocaïne en/of d-lysergzuurdiethylamide

(lysergide/LSD), althans (telkens) enig middel als bedoeld in de bij de

Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van

artikel 3a van die wet.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsoverwegingen
4.1

Inleiding

Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.

4.1.1

Achtergrond onderzoek

In november 2018 werd bekend gemaakt dat de politie Oost-Nederland en het Openbaar Ministerie (OM) er in waren geslaagd de versleutelde chatapplicatie Ironchat te ontsleutelen. Van die applicatie werd op zogenoemde crypto(tele)foons of PGP- telefoons, waarbij PGP staat voor Pretty Good Privacy, gebruik gemaakt.

De berichten werden door de politie meegelezen in onderzoek Goliath, een onderzoek naar een mogelijk georganiseerd verband dat gebruikt maakte van de diensten van het bedrijf [bedrijf] in [plaats] .

Uit onderzoek Goliath kwam naar voren dat een aantal mensen via bepaalde Ironchataccounts met elkaar chatte over – kort gezegd – de bereiding en het voorhanden hebben van, de handel in en de export van harddrugs. Daarnaast werd gechat over het voorbereiden van een aanslag op personen en panden (mogelijk) gelieerd aan de voormalige motorclub [motorclub] .

Vervolgens is in het TGO (Team Grootschalige Opsporing) Oder/Liechtenstein onderzoek naar deze strafbare feiten verricht. De vervolging voor de strafbare feiten in deze zaak en die van verdachtes medeverdachten zijn daarvan het gevolg.

4.1.2

Identificatie gebruikers Ironchataccounts

Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Er werd gebruik gemaakt van telefoons van met name het merk Wileyfox en laptops waarop de applicatie Ironchat was geïnstalleerd. Met die telefoons en laptops werden chatberichten verzonden met of aan onder meer de volgende accounts, alle eindigend op [mailadres] :

  • -

    [account] (hierna: [account] )

  • -

    [account] (hierna: [account] )

  • -

    [account] (hierna: [account] )

  • -

    [account] (hierna: [account] )

  • -

    [account] (hierna: [account] )

  • -

    [account] (hierna: [account] )

  • -

    [account] (hierna: [account] ) en

  • -

    [account] (hierna: [account] ).

De vraag die in alle zaken, en al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie door het OM in het onderzoek Liechtenstein vervolging is ingesteld, verdachten [medeverdachte 1] , verder [medeverdachte 1] , [verdachte] , verder [verdachte] , [medeverdachte 2] , verder [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , verder [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , te identificeren zijn als de gebruikers van voornoemde accounts. Voor de feiten die aan verdachte ten laste zijn gelegd, is de vraag of [medeverdachte 5] , eveneens verdachte in onderzoek Liechtenstein, te identificeren is als gebruiker van het account [account] niet relevant en deze vraag zal om die reden in dit vonnis onbesproken blijven.

Als deze verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van deze accounts, dan dienen vervolgens de vragen te worden beantwoord of zij betrokken zijn bij de aan hen ten laste gelegde strafbare feiten en hoe deze betrokkenheid gekwalificeerd kan worden.

Het antwoord op de eerste vraag is van belang voor het bewijs van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal die vraag daarom hier eerst en voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten beantwoorden.

De andere vragen beantwoordt de rechtbank hierna, daar waar de ten laste gelegde feiten afzonderlijk en meer in detail beoordeeld zullen worden.

4.1.2.1 Het account [account]

De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal van bevindingen Identificatie [medeverdachte 2] – [account] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van het account teom en dat hij tevens [alias] wordt genoemd. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 2] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat teom (ook) door een ander dan [medeverdachte 2] werd gebruikt. Weliswaar ontkent [medeverdachte 2] de gebruiker te zijn geweest van dit account, maar hij heeft niet of nauwelijks antwoord willen geven op vragen die hem daaromtrent zijn gesteld. Zijn verklaringen bevatten niet meer dan een kale ontkenning van een identificatie die op vele bewijsmiddelen is gestoeld. Tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde onderzoeksbevindingen is de ontkenning van [medeverdachte 2] dan ook niet geloofwaardig. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] aanduiden als [medeverdachte 2] .

4.1.2.2 Het account [account]

De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal bevindingen m.b.t. vaststelling identificatie user [account] als gebruiker [medeverdachte 4] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van het account [account] en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] aanduiden als [medeverdachte 4] .

4.1.2.3 Het account [account]

De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal identificatie gebruiker accounts [account] , [account] = [medeverdachte 4] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van het account [account] en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] aanduiden als [medeverdachte 4] .

4.1.2.4 De accounts [account] en [account]

Tijdens een chatsessie op 19 en 20 oktober 2018 tussen [medeverdachte 4] en de gebruiker van het account [account] , neemt laatstgenoemde een tweede account in gebruik. Dit betreft het account [account] . [medeverdachte 4] geeft [account] daartoe de instructies. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de accounts [account] en [account] dezelfde gebruiker hebben.

Op 3 oktober 2018 heeft een chatsessie plaatsgevonden tussen [medeverdachte 4] en de gebruiker van het account [account] . Tijdens die chatsessie chat [account] dat hij ‘dat geld’ moeilijk thuis kan bewaren, omdat [medeverdachte 4] daar nog ingeschreven staat. De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT