Uitspraak Nº 08/910079-14. Rechtbank Overijssel, 2016-06-24

ECLIECLI:NL:RBOVE:2016:2291
Docket Number08/910079-14
Date24 Junio 2016
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer (P): 08/910079-14

Datum vonnis: 24 juni 2016

Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1996 in [geboorteplaats 1] (België),

wonende in [woonplaats 1] (België),

nu verblijvende in de P.I. Achterhoek, HvB Ooyerhoek, in Zutphen.

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 januari 2015, 4 februari 2015, 25 maart 2015, 17 juni 2015, 9 september 2015 (voortgezet op 10 september 2015), 4 december 2015, 16 februari 2016, 20 april 2016 en 23 mei 2016 (voortgezet op 24 mei 2016, 25 mei 2016, 27 mei 2016 en 10 juni 2016). De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouwen, mrs. A.A.G. Hiddink en M.M.A.J. Goris, beiden advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen, al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), heeft doodgestoken.

Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:

hij op of omstreeks 27 september 2014 in de gemeente Enschede

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[slachtoffer] opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade

van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met

een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam te

steken.

3 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het medeplegen van moord wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren en dat de civiele vordering hoofdelijk wordt toegewezen met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.

4 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5 De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

5.1

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het impliciet primair ten laste gelegde (medeplegen van moord) wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft gesteld dat het aantal door getuigen waargenomen personen, het signalement, het moment van de waarnemingen door de getuigen, de specifieke kenmerken van kleding en auto, forensisch relevante sporen en diverse verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien tot de conclusie leiden dat verdachte, naast verdachtes medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), op de plaats delict was. Volgens de officier van justitie heeft verdachte [slachtoffer] neergestoken toen deze tegen de muur stond en [medeverdachte 1] het slachtoffer vast had. Dit neersteken is niet in een opwelling gebeurd. Verdachte heeft nauw en bewust met verdachtes medeverdachten [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 1] samengewerkt en heeft de moord uitgevoerd. Er is dan ook sprake van medeplegen. Moord, omdat het van meet af aan de bedoeling was om [slachtoffer] om het leven te brengen. Daarin zit de voorbedachte rade besloten, aldus de officier van justitie.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.

De verklaringen van [medeverdachte 1] moeten als onbetrouwbaar en leugenachtig worden bestempeld en kunnen niet voor het bewijs worden gebezigd. Bovendien worden deze verklaringen niet bevestigd door objectieve onderzoeksgegevens en getuigenverklaringen. Er is sprake van ontlastende onderzoeksgegevens:

verdachte voldoet niet aan het door getuigen opgegeven signalement;

verdachte heeft geen motief;

de Foslo’s hebben geen herkenning opgeleverd (voor zover de redenerende uitlatingen van getuige [getuige 1] als belastend jegens verdachte worden aangemerkt, dienen deze van het bewijs te worden uitgesloten omdat ze onrechtmatig verkregen en onbetrouwbaar zijn, terwijl ook de zogenaamde herkenning ter terechtzitting van het bewijs moet worden uitgesloten);

het forensisch onderzoek levert geen aanwijzingen op dat verdachte in Enschede is geweest (onderzoek aan de pet met SIN AAHJ4747/bemonstering SIN AAHF9240NL, binnenzijde gele handschoen met SIN AAHJ4748NL#01, joggingbroek met SIN AAHP5130NL en de trui met SIN AAHJ4736NL).

Uit objectieve onderzoeksgegevens blijkt niet dat verdachte in de nacht van 26 op 27 september 2014 in Enschede is geweest. De verklaring hierover van [medeverdachte 1] vindt nergens anders bevestiging.

Ook als kan worden verondersteld dat verdachte mee is geweest naar Enschede moet vrijspraak volgen vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Niet kan worden bewezen dat verdachte (een) mes(sen) heeft meegenomen naar Enschede en dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van messen. De verklaring van [medeverdachte 1] dat verdachte heeft gestoken vindt geen bevestiging in de overige onderzoeksgegevens. Als verdachte al in Enschede is geweest dan bestrijkt zijn rol niet meer dan zijn aanwezigheid aan de andere kant van de deuropening. Niets duidt er op dat verdachte had kunnen of moeten bevroeden dat [slachtoffer] zou worden neergestoken.

5.2

De bewijsoverwegingen van de rechtbank

5.2.1

De feiten en omstandigheden

Gelet op de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.

Het [slachtoffer] en [medeverdachte 2] hebben een relatie gehad waaruit op 1 mei 2013 een dochtertje genaamd [dochter] is geboren. [slachtoffer] en [medeverdachte 2] woonden samen aan de [adres 1] in Enschede. Op enig moment is de relatie tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 2] beëindigd. Begin juli 2014 is [medeverdachte 2] met [dochter] bij haar moeder, verdachtes medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ), aan de [adres 2] in Bergen op Zoom gaan wonen. Omdat [slachtoffer] het niet eens was met een permanent verblijf van [dochter] buiten Enschede heeft hij in augustus 2014 een kort geding aangespannen tegen [medeverdachte 2] .

Op 18 september 2014 heeft de voorzieningenrechter in kort geding bepaald, dat [medeverdachte 2] met [dochter] binnen een week na betekening van het vonnis diende terug te keren naar Enschede op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 250,-- per dag indien zij in gebreke bleef.

[medeverdachte 2] heeft in de week na dat vonnis gezegd dat [slachtoffer] maar beter dood kan zijn en dat zij wilde dat hij er niet meer was/dood was. Ook [medeverdachte 2] nieuwe vriend [medeverdachte 1] was getuige van dergelijke uitlatingen.

[medeverdachte 1] heeft in de week na het kort geding vonnis diverse personen benaderd met het verzoek om een wapen te leveren of een “gevaarlijke man”. Daarbij wordt onder andere gesproken over “een blaffer met demper” en een “pang pang”.

Op 22 september 2014 tussen 11.00 uur en 15.45 uur heeft [medeverdachte 1] de volgende sms-jes naar [medeverdachte 2] gestuurd:

“stuur eens het nummer van die kutturk” en “in welk casino zit hij schatke als ik het regel is er geen weg trg en moet je beseffen dat als [dochter] vraagt later achter haar echte vader hoop ik dat je ermee kunt leren leven eh” en “wat ga je haar dan wijsmaken” en “en we zullen er

9 van de 10 900 euro voor moeten neerleggen heb ik al bij een paar mensen gehoord” en “je wilt dan dat ik het regel”.

Op dinsdag 23 september 2014 zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen met een vriendin van [medeverdachte 2] genaamd [naam 1] naar Rotterdam en Bergen op Zoom gegaan. In Rotterdam zijn diverse kledingstukken en een petje en schoenen gekocht voor [medeverdachte 1] . In Bergen op Zoom zijn vervolgens nog messen bij de Bergse Dumphal en (elders) een masker gekocht.

Op woensdag 24 september 2014 zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen naar Enschede gereden. In Enschede zijn ze daar onder meer langs de flat aan de [adres 1] gereden waar [slachtoffer] woonachtig was.

Op donderdag 25 september 2014 heeft in de avonduren sms-contact plaatsgevonden tussen de telefoon van [medeverdachte 1] en die van verdachte (hierna: [verdachte] ). Met de telefoon van [medeverdachte 1] is naar de telefoon van [verdachte] ge-sms’t: “kun jij aan een pang pang geraken of gevaarlijke mannen”. Vervolgens is er op de telefoon van [medeverdachte 1] een sms bericht binnengekomen met de tekst: “ja bel is man” en “ik heb pang pang hier bij mij liggen en zware manne ben ik en ken er veel dus bel is makker wat is er aan de hand”. Hierna is er tussen beide toestellen een belcontact van ongeveer vier minuten.

Op 26 september...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT