Uitspraak Nº 08-993065-17 (P). Rechtbank Overijssel, 2019-09-26

ECLIECLI:NL:RBOVE:2019:3411
Docket Number08-993065-17 (P)
Date26 Septiembre 2019
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08-993065-17 (P)

Datum vonnis: 26 september 2019

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,

wonende te [woonplaats] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 november 2018 en 12 september 2019.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J. Heidema en van wat door verdachte en haar raadsman I.J. Woltman, advocaat te Leeuwarden, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijzigingen van de tenlastelegging van 29 november 2018 en 12 september 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen van in totaal € 541.983,--.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 januari 2012 tot

en met 14 november 2012 te Franeker, gemeente Franekerdeel, althans in

Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

(telkens) (een) voorwerp(en), te weten één of meer geldbedragen van in totaal

EURO 541.983 (DOC-097d, p. 923), althans enig geldbedrag, heeft verworven

en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet

en/of gebruik heeft gemaakt van dat/die geldbedrag(en),

immers heeft/hebben zij verdachte en/of haar mededader(s) (één of meer van)

die/dat geldbedrag(en) overgeboekt naar/gestort en/of laten

overboeken/storten op de privérekening ( [rekeningnummer 1] ) van

verdachte en/of vervolgens die/dat geldbedrag(en) doorgestort naar een

spaarrekening ( [rekeningnummer 2] ) op naam van verdachte en/of één of

meer van die/dat geldbedrag(en) gebruikt voor de aankoop van privégoederen

(DOC-097a, p. 920) en/of één of meer van die/dat geldbedrag(en) overgeboekt

naar een rekening van [verdacht bedrijf] BV onder de noemer van een (tijdelijke) lening

(DOC-029, p. 841; DOC-190, p. 1028); DOC-193, p. 1031; DOC-194, p. 1032;

DOC 196, p. 1034),

terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans dienden te

vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk-

afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3 De voorvragen
3.1

De geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.

3.2

De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

3.2.1

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en een ernstige inbreuk op de beginselen van de behoorlijke procesorde. Door de wijze van onderzoek en de verslaglegging door de FIOD wordt in het proces-verbaal een beeld geschetst dat niet overeen komt met de werkelijkheid, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming de belangen van verdachte en haar recht op een eerlijke behandeling van haar zaak tekort worden gedaan.

3.2.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen.

3.2.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij de beoordeling van het verweer moet het volgende worden vooropgesteld. Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging is als een in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv) voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde. Daarvoor is alleen plaats als met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.

Naar het oordeel van de rechtbank is van een dergelijke doelbewuste grove veronachtzaming van de belangen van verdachte geen sprake. Voor zover al sprake zou zijn van een onjuiste beeldvorming, volgt uit hetgeen namens verdachte is aangevoerd en ook anderszins niet dat dit doelbewust is gedaan. Evenmin is gebleken dat tekortgedaan is aan de belangen van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt evenwel dat dit niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te leiden, ook niet in uitzonderlijke gevallen. De rechtbank ziet geen aanleiding daarvan af te wijken.

Het Openbaar Ministerie is dus ontvankelijk in de vervolging. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.

3.3

Schorsing

De rechtbank ziet geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsoverwegingen
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het witwassen van € 541.983,--wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het geld is afkomstig uit verduistering in dienstbetrekking. Verdachte wist dat het geld van het bedrijf van haar echtgenoot op haar privérekening gestort zou worden, het was haar rekeningnummer en zij heeft alle boekingen verricht. Door het geld vervolgens terug te boeken naar de zakelijke rekening onder de noemer ‘een tijdelijke lening’ heeft verdachte een omzettingshandeling verricht. Aldus is zij schuldig aan witwassen.

4.2

Het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT