Uitspraak Nº 09/748013.12. Rechtbank Den Haag, 2017-12-15
ECLI | ECLI:NL:RBDHA:2017:14782 |
Docket Number | 09/748013.12 |
Date | 15 Diciembre 2017 |
Court | Rechtbank Den Haag (Neederland) |
Strafrecht
Meervoudige strafkamer belast met de behandeling van zaken betreffende internationale misdrijven
Parketnummer: 09/748013-12
Datum uitspraak: 15 december 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis) 1
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Eshetu A.],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Krimpen aan den IJssel" te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoeksnaam: Merens
Opbouw van het vonnis
Het vonnis is als volgt opgebouwd:
1. Inleiding
1.1 Vooraf
1.2 De Ethiopische jaartelling
1.3 De schrijfwijze van namen
1.4 Verwijzingen
1.5 Gebruik van de Engelse taal
2. De beschuldiging
3. Het onderzoek
3.1 Het opsporingsonderzoek
3.2 Het onderzoek door de rechter-commissaris
3.3 Het onderzoek ter terechtzitting
4. De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
4.1 Inleiding
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
4.3 Het oordeel van de rechtbank
5. Het toepasselijk recht
6. De geschiedenis van Ethiopië
7. Het bestaan en de aard van het conflict
7.1 Inleiding
7.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
7.3 Het standpunt van de verdediging
7.4 Het toetsingskader
7.5 De aard van het conflict in Ethiopië
7.5.1 De EPRP en de Staat
7.5.2 Verschillende strijdende partijen en de Staat
7.5.3 De kennis van het gewapend conflict
8. De getuigenverklaringen
8.1 Inleiding
8.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
8.3 Het standpunt van de verdediging
8.4 De betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen
8.4.1 Het toetsingskader
8.4.2 De betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen
in deze zaak
8.5 De getuigenverklaringen
8.6 De getuigenverzoeken
9. De schriftelijke bescheiden en deskundigenrapporten
9.1 Inleiding
9.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
9.3 Het standpunt van de verdediging
9.4 De dossierstukken
9.4.1 De schriftelijke bescheiden
9.4.2 De deskundigenrapporten en de verhoren van
de deskundigen
10. De vaststelling van de feitelijke gebeurtenissen
10.1 Inleiding89
10.2 De vaststelling van de feitelijke gebeurtenissen
11. Beschermde personen
11.1 Inleiding
11.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
11.3 Het standpunt van de verdediging
11.4 Het oordeel van de rechtbank
12. Schendingen van het internationaal humanitair recht
12.1 Inleiding
12.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
12.3 Het standpunt van de verdediging
12.4 Het toetsingskader
12.4.1 Ten aanzien van het onder 1 en 4 tenlastegelegde
12.4.2 Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
12.4.3 Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
12.5 Schendingen van het internationaal humanitair recht in
deze zaak
12.5.1 Ten aanzien van het onder 1 en 4 tenlastegelegde
12.5.2 Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
12.5.3 Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
13. De vaststelling van de rol van de verdachte
13.1 Inleiding
13.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
13.3 Het standpunt van de verdediging
13.4 Het feitelijke vaststelling van de rol van de verdachte
13.5 De kwalificatie van de rol van de verdachte
13.5.1 Het toetsingskader voor medeplegen,
medeplichtigheid en uitlokken
13.5.2 Het toetsingskader voor aansprakelijkheid als
meerdere
13.5.3 Deelneming en aansprakelijkheid in deze zaak
14. De nexus
14.1 Inleiding
14.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
14.3 Het standpunt van de verdediging
14.4 Het toetsingskader
14.5 De nexus in deze zaak
15. Schending van de WOS
16. De (partiële) vrijspraken
17. De bewezenverklaring
18. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
19. De strafbaarheid van de verdachte
20. De strafoplegging
20.1 De vordering van het openbaar ministerie
20.2 Het standpunt van de verdediging
20.3 Het oordeel van de rechtbank
21. De vorderingen van de benadeelde partijen
21.1 Inleiding
21.2 De bevoegdheid van de rechtbank om over de
vorderingen te oordelen
21.3 De beoordeling van de vorderingen
22. De toepasselijke wetsartikelen
23. De beslissing
Bijlage 1: De tenlastelegging
Bijlage 2: De getuigenverzoeken
Bijlage 3: De bewezenverklaring
Bijlage 4: De eindnoten (literatuur & jurisprudentie)
Vooraf
De verdachte staat terecht op verdenking van betrokkenheid bij oorlogsmisdrijven, gepleegd in Ethiopië in de periode van 1 februari 1978 tot en met 31 december 1981. Oorlogsmisdrijven zijn ernstige overtredingen van het humanitair oorlogsrecht, een samenstel van regels dat minimum normen bevat van menswaardige bejegening van beschermde personen, waaraan in geval van een gewapend conflict, ieder van de bij dat conflict betrokken partijen zich moet houden. Daarbij is niet van belang wie als agressor in het conflict zou moeten worden aangemerkt en is ook niet relevant of de tegenpartij zich zelf aan de regels van het humanitaire oorlogsrecht heeft gehouden. Ieder die zich schuldig maakt aan ernstige overtreding van het humanitaire oorlogsrecht kan hiervoor strafrechtelijk worden vervolgd, ongeacht de kant waaraan hij streed.
Tijdens de zitting heeft niet ter discussie gestaan dat de verdachte in de tenlastegelegde periode behoorde tot de Derg, later omgedoopt tot Provisional Military Administrative Council (hierna: PMAC), het toenmalige militaire regime in Ethiopië. Evenmin heeft ter discussie gestaan dat er in die periode vanuit een veelheid van groeperingen (gewapend) verzet was tegen de Derg. Gedurende het onderzoek ter terechtzitting is door de verdachte veel naar voren gebracht over de verschrikkingen, de achtergronden en de complexiteit van het conflict in die periode in Ethiopië en het geweld waarmee de Derg naar zijn zeggen werd geconfronteerd. De rechtbank zal in deze strafzaak evenwel slechts een oordeel geven over de vraag of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de in de tenlastelegging genoemde ernstige overtredingen van het humanitair oorlogsrecht en zo ja, of en welke straf hij daarvoor verdient. De rechtbank zal zich echter uitdrukkelijk niet uitlaten over de vraag wie van de strijdende partijen de geschiedenis zou moeten ingaan als had zij het recht aan haar zijde.
De Ethiopische jaartelling
Ethiopië gebruikt een jaartelling die gestoeld is op de Koptische kalender, terwijl de westerse wereld de Gregoriaanse kalender gebruikt. De Koptische kalender heeft twaalf maanden van dertig dagen en een dertiende maand van vijf of zes dagen, afhankelijk van het feit of het betreffende jaar een schrikkeljaar is. Door gebruik van deze verschillende kalenders is er een verschil van zeven of acht jaar waarbij de Gregoriaanse kalender verder is dan de Koptische. Het nieuwe jaar begint in de Koptische kalender op 1 september, dit is in de Gregoriaanse kalender 11 september.
De dertien Ethiopische maanden zijn als volgt genoemd:
Meskerem (11 september t/m 10 oktober)
Tikimt (11 oktober t/m 9 november)
Hidar (10 november t/m 9 december)
Tahsas (10 december t/m 8 januari)
Tir (9 januari t/m 7 februari)
Yekatit (8 februari t/m 9 maart)
Megabit (10 maart t/m 8 april)
Miyazia (9 april t/m 8 mei)
Ghinbot (9 mei t/m 7 juni)
Sene (8 juni t/m 7 juli)
Hamle (8 juli t/m 6 augustus)
Nehassie (7 augustus t/m 5 september)
Pagume (6 september t/m 10 september, eventueel schrikkeljaar)
Van Meskerem 1 tot Tahsas 22 (11 september tot en met 31 december) is het verschil zeven jaar.Van Tahsas 23 tot Pagume 5 of 6 (1 januari tot en met 10 september) is het verschil acht jaar. In een schrikkeljaar verschijnt in de Gregoriaanse kalender 29 februari. Dit komt in de Koptische kalender overeen met Yekatit 22. De datum 1 maart wordt dan Yekatit 23. Alle dagen in de Koptische kalender schuiven een dag op tot Pagume 6 is bereikt.
Wanneer in dit vonnis data volgens de Ethiopische kalender zijn aangegeven is achter de datum (E) vermeld.
De schrijfwijze van namen
In het dossier wordt een groot aantal namen genoemd. Het gaat hier om Ethiopische namen die oorspronkelijk in het Amhaars zijn geschreven. De rechtbank stelt voorop dat indien het gaat om een vertaling van namen vanuit het ene schrift naar het andere (zoals in het onderhavige geval van het Amhaars naar het Nederlands) de weergave van de namen in de vertaling noodzakelijkerwijs fonetisch zal zijn. De rechtbank heeft geconstateerd dat de schrijfwijze van een aantal namen in de Nederlandse vertaling van namenlijsten op de verschillende vindplaatsen in het dossier soms onderling verschilt (bijvoorbeeld [persoon 322] en [persoon 322, anders geschreven]) alsook dat deze soms afwijken van de wijze waarop deze namen in de getuigenverklaringen zijn opgeschreven, waarna wel een herkenning van de namen wordt uitgesproken door de betreffende getuige. De rechtbank heeft zich bij iedere discrepantie een oordeel gevormd over de vraag of deze discrepantie moet worden verklaard door de vertaling of dat deze twijfel doet rijzen over de vraag of daadwerkelijk dezelfde persoon wordt bedoeld. Indien de rechtbank in het vonnis aangeeft dat een bepaald persoon is genoemd of herkend, heeft zij deze exercitie doorlopen en geoordeeld dat de klank van de naam zodanige overeenkomsten vertoont dat naar haar oordeel de discrepantie in schrijfwijze moet worden verklaard door de vertaling.
Verwijzingen
In dit vonnis zal verwezen worden naar verklaringen ter terechtzitting, processen-verbaal en andere schriftelijke bescheiden. Deze verwijzing zal op de volgende wijze geschieden in voetnoten, waar het bewijsmiddelen betreft.
Indien dit betreft een proces-verbaal...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT