Uitspraak Nº 09/817179-18. Rechtbank Den Haag, 2019-02-14
ECLI | ECLI:NL:RBDHA:2019:1290 |
Date | 14 Febrero 2019 |
Docket Number | 09/817179-18 |
Court | Rechtbank Den Haag (Neederland) |
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817179-18
Datum uitspraak: 14 februari 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. T. Farber naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 januari 2017 tot en met 25 maart 2017 te Den Haag en/of Rijswijk en/of elders in Nederland, maarmalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het in de mond en/of de vagina en/of anus brengen en/of duwen en/of het heen en weer bewegen van zijn, verdachte's penis;
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen1:
- de aangifte van [slachtoffer] , d.d. 30 juni 2017, blz. 42, d.d. 28 september 2017, blz. 44-46;
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2019.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hieronder is bewezenverklaard.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van 24 januari 2017 tot en met 25 maart 2017 te Den Haag meermalen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het in vagina brengen en duwen en het heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betwist dat de verdachte een beroep op afwezigheid van alle schuld toekomt. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een strafbare dader is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT