Uitspraak Nº 10/015622-22. Rechtbank Rotterdam, 2022-10-05

ECLIECLI:NL:RBROT:2022:8230
Date05 Octubre 2022
Docket Number10/015622-22
Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10/015622-22

Datum uitspraak: 5 oktober 2022

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte] ( [postcode verdachte] ) te [woonplaats verdachte] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,

raadsman mr. E. Manders, advocaat te Rotterdam.

1. Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2022.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van het feit als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op vordering van de officier van justitie is gewijzigd op de terechtzitting van 26 april 2022. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3. Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:

  • -

    vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde, te weten moord;

  • -

    bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde, te weten doodslag;

  • -

    veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren met aftrek van voorarrest, alsmede terbeschikkingstelling (hierna: tbs) van de verdachte, met bevel tot dwangverpleging.

4. Waardering van het bewijs
4.1.

Bewijswaardering

4.1.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit kan worden afgeleid wat zich precies heeft afgespeeld in de keuken voordat de verdachte begon te steken en waaruit zou kunnen worden afgeleid dat er een moment van beraad is geweest die avond. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van voorbedachte rade. Wel heeft de verdachte [naam slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) met opzet gedood en hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan doodslag.

4.1.2.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’.

De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaring van de verdachte blijkt dat het steken in een flits gebeurde en dat de verdachte niet wist hoe vaak en waar hij het slachtoffer heeft gestoken.

De verklaring van de getuige [naam getuige 1] (hierna: [naam getuige 1] ) moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze onbetrouwbaar is. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat indien [naam getuige 1] zou hebben geprobeerd om de verdachte van het slachtoffer af te trekken, dit, gelet op het postuur van [naam getuige 1] , wel zou zijn gelukt. Daarnaast kon [naam getuige 1] - anders dan hij heeft verklaard - niet bij de balkondeur komen, omdat de keuken een vrij kleine ruimte betreft en het fysiek niet mogelijk is dat [naam getuige 1] langs de verdachte en het slachtoffer had kunnen komen. De verklaring van [naam getuige 1] kan dus feitelijk niet juist zijn. Niet valt uit te sluiten dat [naam getuige 1] deze verklaringen heeft afgelegd om voor zichzelf te kunnen rechtvaardigen dat hij het slachtoffer, zijn moeder, niet heeft kunnen beschermen. Bovendien komt de verklaring uit één bron en wordt deze niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.

Voor zover de rechtbank de verklaring wel zou menen te kunnen gebruiken voor het bewijs van voorbedachte rade, wordt verzocht de zaak aan te houden en de betrouwbaarheid van de verklaring te laten onderzoeken door een jeugdpsychiater.

Verder heeft de verdediging, indien de rechtbank van oordeel is dat het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ kan worden bewezen, aangevoerd dat uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat het slachtoffer is overleden door fors bloedverlies, met name ontstaan door het letsel links in de hals. Dit zou kunnen betekenen dat de verdachte met het doorsnijden van de linker halsslagader het slachtoffer al fataal zou hebben verwond en de overige steek- kras- en snijletsels alsdan op een stoffelijk overschot zijn aangebracht.

4.1.3.

Beoordeling

Betrouwbaarheid verklaring [naam getuige 1]

De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam getuige 1] .

De verdachte heeft enerzijds gesteld zich (nagenoeg) niets meer te herinneren van het incident en anderzijds stelt hij dat wat [naam getuige 1] heeft verklaard onjuist is. De verdachte heeft op zitting niet kunnen verklaren hoe dit zich met elkaar verhoudt. De verklaring van [naam getuige 1] daarentegen is concreet en gedetailleerd. [naam getuige 1] heeft een zeer uitgebreide verklaring afgelegd tijdens een studioverhoor, waarbij de verdediging de mogelijkheid is geboden om vragen aan hem te stellen. De verklaring van [naam getuige 1] vindt in belangrijke mate en op belangrijke onderdelen steun in andere (objectieve) bewijsmiddelen. Zo heeft [naam getuige 1] verklaard dat hij op 18 januari 2022 in de avond, toen hij in zijn slaapkamer was, zijn moeder hoorde bellen. Uit het onderzoek dat is uitgevoerd aan de telefoon van het slachtoffer blijkt inderdaad dat zij die avond, omstreeks 22.17 uur, heeft gebeld. Hierna hoorde [naam getuige 1] een harde klap. Uit de verklaring van de getuige [naam getuige 2] , de buurman van het slachtoffer, blijkt dat hij dit geluid ook heeft gehoord. Voorts heeft [naam getuige 1] verklaard dat hij zag dat het shirt van zijn moeder deels over haar hoofd was getrokken en dat de verdachte zijn moeder in haar arm en nek stak. Uit het procesverbaal van forensisch onderzoek blijkt dat de verbalisanten het slachtoffer in de keuken van de woning aan de [adres delict] te Rotterdam zagen liggen en dat het shirt over het hoofd van het slachtoffer was getrokken. Daarnaast blijkt uit het rapport van het NFI van 10 augustus 2022 dat de plekken op het lichaam waar de steekletsels bij het slachtoffer zijn aangetroffen, overeenkomen met waar [naam getuige 1] de verdachte het slachtoffer heeft zien steken.

Het betoog van de verdediging dat [naam getuige 1] de verdachte van het slachtoffer af had kunnen trekken, maar dat - anders dan [naam getuige 1] heeft verklaard - niet geprobeerd heeft en hij uit daaruit voortkomend schuldgevoel een onjuiste verklaring ten nadele van de verdachte heeft afgelegd, wordt niet door de rechtbank gevolgd. De verdachte is een sportief gebouwde volwassen man van circa twee meter lang en niet valt in te zien (en die omstandigheden zijn ook niet gesteld) waarom het voor de 13-jarige [naam getuige 1] zeker wel mogelijk was geweest de verdachte weg te trekken.

Ook kan op basis van het dossier niet worden geconcludeerd dat het voor [naam getuige 1] onmogelijk is geweest om langs de verdachte en het slachtoffer te komen. [naam getuige 1] heeft

verklaard dat zijn moeder op haar zij lag toen hij daar langsliep. Deze houding wordt bevestigd door de wijze waarop het slachtoffer door de politie is aangetroffen. Op foto 7 van het forensisch rapport is te zien dat het slachtoffer op haar rug is gedraaid en dat daarbij

nog een door de rechtbank geschatte afstand van 40-60 cm aanwezig is tussen het slachtoffer en het keukenblok. Hieruit concludeert de rechtbank dat deze afstand nog een lichaamsbreedte langer is geweest op het moment dat [naam getuige 1] hier langs zou hebben gelopen, hetgeen het fysiek zeker niet onmogelijk maakt voor een 13-jarig kind om langs die route naar de balkondeur te lopen.

Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de verdediging verworpen en de verklaring van [naam getuige 1] zal als bewijs worden gebruikt, ook voor het bewijs van voorbedachte rade, zoals hierna zal blijken.

Het daarmee onvoorwaardelijk geworden aanhoudingsverzoek om (de verklaring van) [naam getuige 1] te laten onderzoeken door een jeugdpsychiater wijst de rechtbank af. Hetzelfde verzoek is reeds gedaan - en afgewezen - tijdens de pro forma zitting van 18 juli 2022. De verdediging heeft geen (nieuwe) aanknopingspunten aangereikt op basis waarvan onderzoek zou moeten worden uitgevoerd, waarbij bovendien sprake is van een getraumatiseerde minderjarige. De enkele verklaring van de verdachte dat wat [naam getuige 1] zegt niet klopt en de stelling van de verdediging dat “niet uit te sluiten is” dat [naam getuige 1] (onbewust) een onjuiste verklaring heeft afgelegd, is hiertoe onvoldoende. Hierbij wijst de rechtbank enerzijds op de innerlijk tegenstrijdige verklaring van de verdachte en anderzijds op de hiervoor genoemde overeenkomsten tussen de verklaring van [naam getuige 1] en andere bewijsmiddelen.

Bespreking van het ten laste gelegde

Op 18 januari 2022 heeft de politie in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam het stoffelijk overschot aangetroffen van het slachtoffer. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen naar het oordeel van de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld over wat zich heeft afgespeeld op die bewuste avond.

Op 18 januari 2022 omstreeks 21.30 uur kwam het slachtoffer thuis in haar woning aan de [adres delict] te Rotterdam, samen met haar kinderen [naam getuige 1] en [naam getuige 3] (hierna: [naam getuige 3] ). De verdachte was op dat moment al in de woning. [naam getuige 1] is vrij snel na binnenkomst in de woning naar zijn slaapkamer gegaan. [naam getuige 3] bleef beneden en is op de bank in de woonkamer gaan liggen. Op enig moment kregen de verdachte en het slachtoffer ruzie. Zowel [naam getuige 1] als de buren hebben deze ruzie gehoord. De ruzie is op een gegeven moment even gestopt toen het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT