Uitspraak Nº 10/960469-16. Rechtbank Rotterdam, 2017-11-02

ECLIECLI:NL:RBROT:2017:8315
Docket Number10/960469-16
Date02 Noviembre 2017
Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10/960469-16

Datum uitspraak: 2 november 2017

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[voornaam] [achternaam] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats detentie] , locatie [locatie detentie] ,

raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2017.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.G. Vreugdenhil heeft gevorderd:

  • -

    bewezenverklaring van het onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief alsmede het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde;

  • -

    veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest;

  • -

    verbeurdverklaring van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 vermelde voorwerpen;

  • -

    onttrekking aan het verkeer van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 2, 3, 4, 15 en 16 vermelde voorwerpen.

4 Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde

Onder 3 is aan de verdachte ten laste gelegd, kort gezegd, het witwassen van een geldbedrag

van zestienhonderd euro.

Standpunt van de officier van justitie

Het geldbedrag is op 7 december 2016 in de woning van de verdachte aangetroffen,

in een jaszak, min of meer verstopt achter een slaapkamerdeur. Een van de aangetroffen biljetten betrof een coupure van vijfhonderd euro. Dergelijke biljetten worden nagenoeg uitsluitend in het criminele circuit gebruikt. Daarnaast beschikte de verdacht niet over voldoende legale middelen om over een dergelijk hoog bedrag te beschikken. De door de verdachte aangedragen verklaring van de herkomst van het geld is niet waarschijnlijk, met name gelet op de verklaring van zijn echtgenote. Het feit is bewezen.

Oordeel van de rechtbank

Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde witwassen is vereist dat vaststaat dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Het ‘slechts’ in de woning van de verdachte aantreffen en vervolgens in beslag nemen van het geldbedrag is, mede gelet op de relatief geringe hoogte van het geldbedrag en bij gebrek aan enig ander bewijsmiddel – ook niet de verklaring daaromtrent van de echtgenote van de verdachte – onvoldoende om te kunnen oordelen dat dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf.

Het onder 3 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

5 Waardering van het bewijs Het onder 1 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde

Standpunt van de verdediging

De tenlastegelegde samenspanning ter voorbereiding van misdrijven met een terroristisch oogmerk kan, op basis van het dossier, niet worden bewezen. Immers, de verdachte is nimmer overgegaan tot de concrete gedragingen, zoals onder A tot en met F tenlastegelegd. Zelfs bij de beoordeling van de omarming door de verdachte van mogelijk radicale denkbeelden moet worden onderkend dat de verdachte zich niet het gedachtengoed heeft eigengemaakt. Vrijspraak dient dan ook te volgen.

Oordeel van de rechtbank

Zoals overwogen door de Hoge Raad bij arrest van 14 maart 20171 is het, om tot bewezenverklaring van de in artikel 96, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde voorbereidings- of bevorderingshandelingen van de in artikel 289a Sr omschreven misdrijven te komen, voldoende indien het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht, zonder dat een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is vereist. Daarbij overweegt de Hoge Raad dat moet worden aangenomen dat de voor toepassing van artikel 46 Sr vereiste mate van concretisering ook geldt voor artikel 96, tweede lid, Sr. Vereist is derhalve slechts dat met voldoende mate van bepaaldheid blijkt op welk in artikel 289a Sr omschreven misdrijf de nader aan artikel 96, tweede lid, Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht.

Gelet op de tekst van artikel 96, tweede lid, Sr is vereist dat de verdachte de gedragingen heeft verricht met het oogmerk het betreffende terroristische misdrijf voor te bereiden of te bevorderen. Anders dan bij de strafbare voorbereiding van artikel 46 Sr volstaat voorwaardelijk opzet bij de voorbereiding of bevordering van een terroristisch misdrijf niet.

Voornoemde gedragingen zijn strafbaar, ongeacht of de voorbereidende of bevorderende gedragingen resulteren in het plegen van het beoogde misdrijf.

Aan de verdachte is, in het kader van de strafbaarstelling van artikel 96 lid 2 Sr, een aantal gedragingen ten laste gelegd die strekken tot het opzettelijk met het (terroristisch) oogmerk voorbereiden en/of bevorderen van het plegen van de in de artikelen 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en of 288a omschreven misdrijven. Die gedragingen ter voorbereiding en/of ter bevordering zijn feitelijk omschreven onder E en F en worden verder ingekleurd door de handelingen als omschreven onder A, B en D, welke zien op het (terroristisch) oogmerk van de verdachte.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de onder A, B, D, E en F opgenomen handelingen heeft verricht. Deze handelingen leiden – in onderling verband en samenhang bezien – tot de conclusie dat de verdachte het oogmerk had de tenlastegelegde delicten brandstichting en/of ontploffingen teweegbrengen en/of moord en/of doodslag voor te bereiden. Hoewel bijvoorbeeld de zoekslagen op internet en het bezit van een schilderij met het ISIS-logo op zichzelf geen strafbare voorbereiding opleveren, kan uit de combinatie van alle handelingen tezamen het oogmerk van de verdachte op het voorbereiden van voormelde terroristische misdrijven worden afgeleid.2

Gelet op het vorenstaande heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het zich verschaffen van middelen en inlichtingen tot het plegen van brandstichting en/of teweegbrengen van ontploffingen en/of moord en/of doodslag met een terroristisch oogmerk, in alle betekenissen die in artikel 83a Sr zijn omschreven. Het onder 1 cumulatief/alternatief tenlastegelegde zal in zoverre wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

Het tenlastegelegde medeplegen is, gelet op de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Het onder 1 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde

Standpunt van de verdediging

De tenlastegelegde deelneming aan training voor terrorisme kan op basis van het dossier niet worden bewezen, nu de verdachte nimmer is overgegaan tot de concrete gedragingen, zoals onder A tot en met F tenlastegelegd. Vrijspraak dient te volgen.

Oordeel van de rechtbank

Het onder 1 tweede onder C cumulatief/alternatief tenlastegelegde is een handeling waarmee de verdachte zichzelf inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 134a Sr. Immers, in samenhang met het onder 1 eerste onder E en F bewezen te verklaren, kan gesteld worden dat de verdachte zich aldus inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van brandstichting en/of teweegbrengen van ontploffingen en/of moord en/of doodslag met een terroristisch oogmerk, in alle betekenissen die in artikel 83a Sr zijn omschreven. In zoverre zal het onder 1 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Van de onder A, B, D, E en F tenlastegelegde handelingen kan niet gezegd worden dat deze handelingen zien op, kort gezegd, training voor terrorisme. De verdachte zal daarvan, binnen dit deel van de tenlastelegging, worden vrijgesproken. Kort gezegd: de bewezenverklaarde en gekwalificeerde training in dit deel van de tenlastelegging wordt (qua opzet) mede ingekleurd door de een deel van de hierboven bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen. Het heeft echter naar het oordeel geen gevolg voor de kwalificatie van deze feiten, anders dan de toepasselijkheid van art 57 Sr.

Het tenlastegelegde medeplegen is, gelet op de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, ook ten aanzien van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte ook daarvan zal worden vrijgesproken.

Het onder 2 tenlastegelegde

Standpunt van de verdediging

De verdachte heeft het tenlastegelegde vuurwapen noch de munitie voorhanden gehad. Hij had geen wetenschap van de aanwezigheid daarvan in zijn kelderbox. Van die kelderbox werd ook door twee andere personen gebruik gemaakt. Het simpele aantreffen van het wapen en de munitie kan daarom niet als redengevend bewijs worden gehanteerd. Er is geen enkel technisch bewijs dat richting de verdachte wijst. Vrijspraak dient te volgen.

Oordeel van de rechtbank

Tijdens de doorzoeking op 7 december 2016 van de woning en de daarbij behorende berging van de verdachte, werden in die berging een automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie aangetroffen. Gedurende zijn verhoren door de politie heeft de verdachte zich wat betreft het wapen en de munitie voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Eerst ter terechtzitting van 19 oktober 2017 verklaarde de verdachte dat hij geen weet had van het wapen en de munitie in zijn berging en dat er nog twee andere personen waren die de tweede sleutel van de berging hadden en van de berging gebruik maakten. De verdachte wilde evenwel geen namen van die personen noemen.

Nu...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT