Uitspraak Nº 12/00844. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2015-09-11

ECLIECLI:NL:GHSHE:2015:3521
Docket Number12/00844
Date11 Septiembre 2015
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00844

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V., was gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 20 november 2012, kenmerk AWB 10/4528, inzake het geding tussen:

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor [vestigingsplaats],

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 24 februari 2009, onder aanslagnummer [aanslagnummer] , over de periode 1 februari 2008 tot en met 30 september 2008, een naheffingsaanslag loonheffingen (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd ten bedrage van € 664.188, alsmede bij beschikking een boete van € 332.094, en bij beschikking een bedrag van € 4.881 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken van 3 september 2010 de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 373.551, alsmede de boete tot een bedrag van € 186.775, en de bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente gehandhaafd. Bij afzonderlijke beschikking van 27 augustus 2010 heeft de Inspecteur de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 2.745.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 298. In verband met het ingestelde beroep heeft de Inspecteur de Rechtbank bij brief van 12 augustus 2011 medegedeeld de opgelegde boete te vernietigen.

De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover het de boete betreft, het beroep voor het overige ongegrond verklaard en vergoeding van proceskosten en griffierecht gelast.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van het Hof van belanghebbende een griffierecht geheven van € 466. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting, die gepland stond op 26 november 2013, doch vanwege ziekte van de Inspecteur op diens verzoek is verdaagd, de hierna onder 2.12 vermelde brochure ingediend. Deze brochure is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Op 15 januari 2015 is bij het Hof een brief van de Inspecteur binnengekomen, waarin hij verzoekt om uitstel van het hierna genoemde onderzoek ter zitting. Het Hof heeft het verzoek op de hierna onder 4.2 tot en met 4.4 vermelde gronden afgewezen.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 6 februari 2015 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de heer [A] , advocaat te [B] , als gemachtigde van de curator van belanghebbende, de heer [C] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [D] en [E] .

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van het onderzoek ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is op 28 mei 2008 ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Limburg (hierna: het Handelsregister). In het Handelsregister is als datum van vestiging 1 februari 2008 vermeld, alsmede dat belanghebbende de onderneming sinds 22 mei 2008 drijft. De bedrijfsactiviteiten zijn daarin omschreven als het bouwen, verbouwen en repareren van schepen, alsmede het in voorraad hebben van schepen en de exploitatie van binnenschepen. Blijkens de inschrijving in het Handelsregister zijn bij belanghebbende twee personen werkzaam. Per 22 mei 2008 is de heer [F] , geboren 20 mei 1954, woonachtig te [G] , Luxemburg (hierna: [F] ), als directeur van belanghebbende ingeschreven en sinds 16 juni 2009 staat [F] als enig aandeelhouder geregistreerd. Bij rechterlijke uitspraak van 31 december 2009 is belanghebbende in staat van faillissement verklaard.

2.2.

Belanghebbende heeft in 2008 activiteiten ontplooid in het kader van de scheepsbouw en reparatie van schepen en heeft daartoe diverse contracten met afnemers afgesloten. Voor deze activiteiten maakt belanghebbende gebruik van de [H] gelegen aan de [a-straat] 8-10 te [vestigingsplaats] (hierna: [H] en/of de werf). Belanghebbende huurt, met beding tot koop, met ingang van 1 februari 2008 [H] van de eigenaar, [J] B.V. (hierna: [J] ). Een huurkoopcontract was nog niet afgesloten. [H] bestaat uit kantoorruimten, werkplaatsen, kranen en dokken. [J] stelde verder materialen beschikbaar die nodig zijn bij de bouw en reparatie van schepen, zoals verrijdbare kranen, lasapparaten, opslagtanks en zuurstof-, luchtdruk- en gasleidingen.

2.3.

Belanghebbende heeft bij de aanvang van haar werkzaamheden op [H] een bestaande organisatie van de vorige exploitant [K] B.V. i.o. (hierna: [K] ) aangetroffen. Belanghebbende heeft het bedrijf van [K] , inclusief een deel van de lopende projecten, voortgezet. Bij overeenkomst van 28 maart 2008 is [F] met [K] overeengekomen, dat belanghebbende vanwege de overname van lopende projecten een bedrag van € 62.743 aan [K] zou betalen. Uiteindelijk is in totaal een bedrag van € 67.000 aan [K] betaald (hierna: [K] -betaling).

2.4.

Voor het uitvoeren van de werkzaamheden heeft belanghebbende gebruik gemaakt van buitenlandse arbeidskrachten, afkomstig uit Polen en Roemenië. Het betreft (onder meer) ingenieurs, lassers, monteurs, schilders, hijskraanchauffeurs, metaal- en plaatbewerkers.

Van de Poolse arbeiders staat vast dat deze in dienstbetrekking waren bij belanghebbende.

2.5.

Op 16 mei 2008 heeft een starters- en kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen de Inspecteur en [F] . [F] heeft tijdens dat gesprek onder meer verklaard dat:

- [belanghebbende] B.V. i.o. op 1 februari 2008 is gestart en dat de activiteiten plaatsvinden met ingang van 12 april 2008;

-hij in het verleden schipper op de binnenvaart was;

-hij de werf [H] vanaf 1 februari 2008 huurt met beding tot koop over drie jaar;

-vanwege moeizame onderhandelingen met [J] het contract nog niet concreet is;

-dat hij sinds één jaar ook een werf gelegen in [L] huurt/exploiteert;

-op de werf [H] wordt gewerkt met Poolse en Roemeense werklieden;

-er momenteel nog een vacature voor een secretaresse is;

-er diverse onderhandelingen lopen tussen hem, het CWI, de Belastingdienst/kantoor Buitenland te Heerlen en de Belastingdienst/kantoor Arnhem;

-hij contact heeft gelegd met de heer [M] van [N] SA (onderdeel van [P] SA) gevestigd te [Q] , Luxemburg (hierna: [M] ). [M] is aangetrokken voor de werving en de verdere administratieve afhandeling van de Roemeense werklieden. [M] brengt € 16 per uur per Roemeense arbeider in rekening. Verder zorgt [M] voor de huisvesting en het vervoer van deze werklieden. Concreet houdt dit in dat alle fiscale verplichtingen worden afgedragen in het woonland Roemenië;

-hij op dinsdag en vrijdag aanspreekpunt op de werf is en op de overige dagen de heren [R] , [S] en/of [T] ;

-hij zal zorgen dat de Poolse medewerkers op de loonlijst worden geplaatst en hij gaat zorgdragen voor E101-verklaringen.

2.6.1.

Op 5 maart 2008, 25 juni 2008, 18 augustus 2008 en 28 oktober 2008 zijn er namens de Inspecteur op [H] bedrijfsbezoeken, zogenoemde waarnemingen ter plaatse (hierna: WTP’s) uitgevoerd. Bij de WTP’s is gesproken met op [H] aanwezige (buitenlandse) arbeidskrachten. Bij elke WTP is vastgelegd het aantal en de namen van Poolse en Roemeense arbeidskrachten, dan aangetroffen op [H] , alsmede welke buitenlandse arbeidskrachten zijn gehoord. Van de WTP’s en de daarbij afgenomen verklaringen van de buitenlandse arbeidskrachten is in het rapport inzake de ingestelde WTP-onderzoeken bij belanghebbende verslag gedaan (hierna: het WTP-rapport). Bij het WTP-rapport is een bijlage gevoegd met de vastlegging van de tijdens de WTP’s aangetroffen en gehoorde arbeidskrachten. In het WTP-rapport is over de WTP’s het navolgende opgenomen.

2.6.2.

Bij de WTP van 5 maart 2008 is de heer [V] in een kantoorruimte aangetroffen. Hij verklaarde dat [F] op 11 februari 2008 op de werf was gekomen met de mededeling, dat hij vanaf nu de baas was op [H] . Op het moment van de WTP werkten tussen de vijftig en vijfenvijftig Poolse of Roemeense arbeidskrachten op de werf.

2.6.3.

Bij de WTP van 25 juni 2008 werd in het kantoor van belanghebbende mevrouw [W] (hierna: [W] ) aangetroffen. In de personeelsadministratie bevond zich een kopie van haar paspoort, haar arbeidscontract en een loonbelastingverklaring. [W] werkt vanaf 1 juni 2008 fulltime als secretaresse en heeft verklaard, dat:

- [F] de werf met ingang van 1 april 2008 heeft overgenomen en zij niet op de hoogte van de historie van [H] is;

-zij alle voorkomende administratieve handelingen verricht binnen de werf, zoals het aannemen van de telefoon, het uitwerken van offertes, het opmaken van facturen, het fungeren als vraagbaak voor de werknemers op de werf;

-zij voor vragen terecht kan bij de heren [R] en/of [S] , deze heren precies weten wat er gedaan moet worden en door wie, en beide heren pas ‘s middags aanwezig zijn;

-er zeventien Polen in dienstbetrekking zijn, zij niet weet hoeveel Polen momenteel op de werf aanwezig zijn, er geen werkrooster of werkplanning is, de Polen zijn aangetrokken door [F] , er op 25 juni 2008 alleen Poolse werknemers werkzaam zijn en dat eerder ook Roemeense arbeiders werkzaam waren.

Met behulp van een tolk zijn enkele Poolse werknemers geïnterviewd. Uit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT