Uitspraak Nº 12-3504 WWB. Centrale Raad van Beroep, 2015-05-26

ECLIECLI:NL:CRVB:2015:1899
Date26 Mayo 2015
Docket Number12-3504 WWB
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)

12/3504 WWB, 12/3621 WWB, 13/4938 WWB, 13/4940 WWB, 13/4966 WWB

13/4967 WWB, 13/5549 WWB, 13/5814 WWB, 14/1506 WWB

Datum uitspraak: 26 mei 2015

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van

11 mei 2012, 11/4981 en 11/5432 (aangevallen uitspraak 1), 6 augustus 2013, 12/5198 en 13/351 (aangevallen uitspraak 2) en 6 augustus 2013, 12/4986 en 13/350 (aangevallen uitspraak 3)

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante) en [appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.H.J. van Geffen, advocaat, hoger beroepen ingesteld en namens appellant heeft mr. M.E. Zweers, advocaat, hoger beroepen ingesteld.

Het college heeft verweerschriften ingediend.

Partijen hebben nadere stukken aan de Raad gezonden.

De zaken zijn ter behandeling gevoegd. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op

17 maart 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Geffen. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Zweers. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Ahmed en mr. I. van Kesteren.

OVERWEGINGEN

1. Voor een overzicht van de in deze gedingen van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad in de eerste plaats naar de aangevallen uitspraken. Hij gaat daarnaast uit van de volgende in deze gedingen van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellanten zijn gehuwd op 19 augustus 1993 en gescheiden op 22 mei 2003. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Appellante ontving vanaf 6 maart 2003 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder. Appellant ontving sinds 13 augustus 2009 bijstand ingevolge de WWB naar de norm voor een alleenstaande. Appellanten hebben tot 18 mei 2003 samen ingeschreven gestaan in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA, thans Basisregistratie Persoonsgegevens) op het adres [adres 1] te [woonplaats] en appellante heeft vervolgens tot en met 4 maart 2009 alleen op dat adres ingeschreven gestaan. Vanaf 5 maart 2009 staat appellante ingeschreven op het adres [adres 2] te [woonplaats]. Appellant heeft vanaf 4 oktober 2005 ingeschreven gestaan op het adres [adres 3] te [woonplaats].

1.2.

Bij besluit van 4 juli 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 4 oktober 2011 (bestreden besluit 1), heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 1 juli 2011 ingetrokken. Bij besluit van 12 juli 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 10 oktober 2011 (bestreden besluit 2), heeft het college de bijstand van appellant met ingang van

13 augustus 2009 ingetrokken. Aan de besluitvorming is ten grondslag gelegd dat appellanten een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd en nog voeren.

1.3.

Bij besluit van 19 april 2012 heeft het college de bijstand van appellante over de periode van 6 maart 2003 tot en met 30 juni 2011 ingetrokken en de over die periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 131.287,24 van haar teruggevorderd. Bij besluit van

14 september 2012 (bestreden besluit 3), voor zover in dit geding van belang, heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 19 april 2012 gedeeltelijk gegrond verklaard en tevens meegedeeld dat de vordering zal worden herberekend. Dat is geschied bij besluit van 15 oktober 2012 (bestreden besluit 4), waarbij het bedrag van de terugvordering is verlaagd naar € 97.110,31. Bij besluit van 25 januari 2013 (bestreden besluit 5) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 15 oktober 2012 gegrond verklaard wegens het ontbreken van de herberekening.

1.4.

Bij besluit van 19 april 2012 heeft het college de van appellante teruggevorderde bijstand mede van appellant teruggevorderd en appellant tevens aansprakelijk gehouden voor de terugbetaling van een bedrag van € 26.405,65. Bij uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2012 heeft de rechtbank de - naar aanleiding van het tegen dat besluit gemaakte bezwaar genomen - beslissing van 5 juli 2012 vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Bij besluit van 7 december 2012 (bestreden besluit 6) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 19 april 2012 ongegrond verklaard voor zover het betreft de hoofdelijke aansprakelijkheid van appellant voor het bedrag van

€ 157.692,89 (lees: € 97.110,31) en niet-ontvankelijk wat betreft het teruggevorderde bedrag van € 26.405,65.

1.5.

In de aan 1.3 en 1.4 besproken besluiten ligt ten grondslag dat appellante in de daar aan de orde zijnde periode een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met appellant, zodat zij geen recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder.

1.6.

Bij besluit van 20 april 2012 heeft het college appellant meegedeeld dat zijn recht op bijstand ingaande 13 augustus 2009 is ingetrokken en dat op basis daarvan de over de periode van 13 augustus 2009 tot en met 30 juni 2011 ten onrechte gemaakte kosten van bijstand van hem worden teruggevorderd tot een bedrag van € 26.405,65. Bij de onder 1.4 genoemde uitspraak heeft de rechtbank de - naar aanleiding van het tegen dat besluit gemaakte bezwaar genomen - beslissing van 5 juli 2012 vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. In deze uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat de grondslag van de terugvordering van de bijstand bij appellant lijkt te ontbreken. Daarbij heeft de rechtbank gewezen op het besluit van het college van 8 september 2011, waarbij de bijstand van appellant met ingang van 1 juli 2011 is ingetrokken en waarin is vermeld dat het intrekkingsbesluit van 12 juli 2011 (zie hiervoor onder 1.2) komt te vervallen. Bij besluit van 7 december 2012 (bestreden besluit 7) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van

20 april 2012 ongegrond verklaard, met dien verstande dat de bijstand van appellant over de periode van 13 augustus 2009 tot en met 30 juni 2012 wordt herzien en ingetrokken.

1.7.

Bij besluit van 20 april 2012 heeft het college de kosten van de over de periode van

13 augustus 2009 tot en met 30 juni 2011 aan appellant verleende bijstand mede van appellante teruggevorderd. Tevens is in dit besluit vermeld voor welke bedragen appellante met appellant hoofdelijk aansprakelijk is. Bij besluit van 30 augustus 2012 (bestreden

besluit 8) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 20 april 2012 ongegrond verklaard voor zover het betreft de hoofdelijke aansprakelijkheid van appellante voor het bedrag van € 26.405,65 en niet-ontvankelijk wat betreft de vermelding van de hoofdelijke aansprakelijkheid van het bij appellante teruggevorderde bedrag van € 131.287,24.

1.8.

Aan de in 1.6 en 1.7 besproken besluiten ligt ten grondslag dat appellant in de daar aan de orde zijnde periode een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met appellante, zodat hij geen recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande.

1.9.

Aan alle hiervoor genoemde besluiten ligt voorts ten grondslag dat appellanten van het voeren van een gezamenlijke huishouding geen melding hebben gemaakt bij het college, waarmee zij hun wettelijke inlichtingenverplichting hebben geschonden.

2.1.

Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft een toereikende grondslag aanwezig geacht voor het standpunt van het college dat appellanten sinds 13 augustus 2009 een gezamenlijke huishouding voeren.

2.2.

Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep van appellante gegrond verklaard, de bestreden besluiten 3, 4 en 5 vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand blijven met uitzondering van de terugvordering van loonheffing over de jaren 2010 en 2011 en het college opgedragen in zoverre een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Bij deze uitspraak is tevens het beroep van appellant tegen bestreden besluit 6 gegrond verklaard voor zover dat ziet op de terugvordering van loonheffing over de jaren 2010 en 2011 en is het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft een toereikende grondslag aanwezig geacht voor het standpunt van het college dat appellante reeds vanaf 6 maart 2003 een gezamenlijke huishouding voert met appellant.

2.3.

Bij aangevallen uitspraak 3 heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden

besluiten 7 en 8 gegrond verklaard en deze besluiten uitsluitend vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de kosten van rechtsbijstand in bezwaar. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar aangevallen uitspraak 2, een toereikende grondslag aanwezig geacht voor het standpunt van het college dat appellant over de periode van 13 augustus 2009 tot en met

30 juni 2011 een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met appellante. De rechtbank heeft het aanvaardbaar geacht dat het college bij bestreden besluit 7 de bijstand van appellant over deze periode alsnog heeft ingetrokken, waarmee een grondslag voor de terugvordering is verkregen.

2.4.

Ter uitvoering van aangevallen uitspraak 2 heeft het college bij de aan appellante gerichte herziene beslissing op bezwaar van 4 september 2013 het brutobedrag van de terugvordering van de bijstand verlaagd naar € 94.511,34 en bij de aan appellant gerichte herziene beslissing op bezwaar van 16 september 2013 het bedrag waarvoor appellant hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden tevens verlaagd tot dat bedrag.

2.5.

Bij beslissing op bezwaar van 16 december 2013 heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 7 februari 2013, waarbij appellante is ingelicht over de hoogte van de terugvordering die het college nog op haar heeft, niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante bij een beoordeling van dat bezwaar geen belang meer heeft gelet op aangevallen uitspraak 2 en het onder 2.4 genoemde besluit van 4 september 2013.

3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraken gekeerd.

4. De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT