Uitspraak Nº 13/281878-19. Rechtbank Amsterdam, 2020-07-08

ECLIECLI:NL:RBAMS:2020:3396
Date08 Julio 2020
Docket Number13/281878-19
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/281878-19 (Promis)

Datum uitspraak: 8 juli 2020

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1998,

zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.M. van Ditzhuyzen, en van wat verdachte en haar raadsman mr. E.G.S. Roethof namens de raadsman van verdachte, mr. R.J.H. Titahena, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich in de periode van 15 november 2019 tot en met 23 november 2019 te Amsterdam en/of Amstelveen, tezamen met vijf vrouwelijke mededaders, schuldig heeft gemaakt aan zes diefstallen en één poging daartoe (op de tenlastelegging vermeld als zaken A tot en met D en F). Bij twee van deze diefstallen (zaken D en F) werden onder meer pinpassen buitgemaakt waarna met behulp van tevoren afgekeken pincodes geldbedragen werden opgenomen.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Waardering van het bewijs
3.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten gevorderd. Daartoe heeft zij – samengevat – het volgende naar voren gebracht. Verdachte is op camerabeelden herkend door meerdere verbalisanten en deze herkenningen zijn betrouwbaar. Van sommige diefstallen zijn er camerabeelden, in andere gevallen zijn er alleen beelden van het afkijken van de pincode of van de pintransacties. In alle zaken is binnen een kort tijdsbestek na de diefstal gepind, variërend van een aantal minuten tot een half uur. De tijdstippen van het pinnen komen overeen met de beelden en de bankafschriften. Geen van de verdachten heeft een aannemelijke verklaring gegeven voor haar aanwezigheid. Steeds is sprake van de kenmerkende samenstelling van zes personen of een aantal van hen. De modus operandi van de groep vrouwen is het uitzoeken van kwetsbare oudere mensen of toeristen die net zijn aangekomen. De bewijzen in de verschillende zaken ondersteunen elkaar. Ten aanzien van het medeplegen heeft de officier van justitie gewezen op het afleiden, het praten met de caissière, het praten tegen het slachtoffer, het in de hotellobby aanwezig zijn, het scannen van interessante slachtoffers, het zorgen dat anderen niet gesnapt worden. Met betrekking tot de individuele zaken heeft de officier van justitie verwezen naar het op schrift gestelde zaaksoverzicht.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten.

Daartoe heeft hij in de zaken C en F primair aangevoerd dat de herkenningen van verdachte onbetrouwbaar zijn. In zaak C zijn er niet of nauwelijks gezichtskenmerken te zien en in zaak F is niet beschreven welke gezichtskenmerken zijn herkend. Aan de stelling dat verdachte mede is herkend aan de hand van de groepssamenstelling kan geen bewijswaarde worden toegekend. De verbalisanten gebruiken enkel hun machtswoord. Ook is niet vastgesteld dat verdachte voor 23 november 2019 daadwerkelijk in Nederland was. Uit het dossier blijkt dat verdachte en de medeverdachten opereerden in wisselende samenstellingen. Zo is de mededader van [medeverdachte 1] in zaak J niet herkend. Net als medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verdachte een grote familie.

In zaak D heeft de raadsman primair aangevoerd dat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte en haar medeverdachte van aangeefster hebben gestolen. Op de camerabeelden is alleen te zien dat verdachte in de buurt is van aangeefster bij de geldautomaat en dat er op een gegeven moment een omhelzing is. Niet is onderzocht of dat gebeurde op het moment dat de pincode werd ingetoetst. In de winkel staat een aantal verdachten in de buurt van aangeefster. In het proces-verbaal staat dat zij aangeefster insloten, maar uit de beelden blijkt niet dat zij geen kant op kon. Ook staan er andere personen dicht in de buurt die in de beschrijving van de beelden niet worden genoemd. Er is geen diefstal te zien en er zijn ook geen camerabeelden van het pinnen.

In zaak A heeft de raadsman primair (ook) aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat er in de lift iets is gestolen.

In de zaak B en subsidiair in de zaken A, C, D en F is er onvoldoende bewijs voor medeplegen. In zaak A was enkel sprake van aanwezigheid van verdachte in de lift en bij het geldwisselkantoor staat verdachte er blijkens de camerabeelden ook alleen bij. In zaak B liep verdachte ver uit de buurt van [medeverdachte 2] die de tas opende. Voor zover moet worden uitgegaan van de verklaring van de verbalisant die stelt dat verdachte in de draaideur haar sjaal verticaal openhield, dan was dat nadat de poging tot diefstal al ten einde was. Bovendien is het niet ongebruikelijk om bij het binnengaan van een warenhuis je sjaal af te doen.

In zaak C kan ook niet worden vastgesteld dat verdachte een wezenlijke intellectuele of materiële bijdrage aan het feit heeft gepleegd.

Hetzelfde geldt voor zaak D voor zover de medeverdachten daar iets zouden hebben gestolen. In zaak F zou verdachte iets hebben gevraagd aan de caissière, maar dat kan niet bijdragen aan medeplegen van de diefstal van de bankpas, waarvan ook geen beelden zijn. Zes verdachten zouden in de winkel zijn geweest, maar het is aan drie van hen niet ten laste gelegd. Op de beelden van de geldopname is verdachte ook niet te zien, terwijl überhaupt niet kan worden vastgesteld dat de beelden verband houden met de bankpas van aangeefster.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.1

Zaak A (feit 1, ook ten laste gelegd aan alle medeverdachten)

Op 23 november 2019 rond 16.30 uur ontving de politie een melding dat een Chinese toerist was gerold in hotel [naam hotel 1] in Amsterdam.2 Aangever [persoon 1] ontdekte onmiddellijk na aankomst in zijn hotelkamer dat de rits van zijn heuptasje open stond en dat zijn paspoort, ID-kaart, visum voor Duitsland, creditcard, 600 euro en 700 RMB (Chinees geld) waren weggenomen. Hij verklaarde dat hij daaraan voorafgaand met zes Oost-Europese vrouwen in de lift had gestaan.3 Op camerabeelden van het hotel is te zien dat zes vrouwen kort na binnenkomst in het hotel met het slachtoffer mee de lift in gingen en dat zij in totaal ongeveer drie minuten in het hotel zijn geweest.4 Op basis van herkenningen door agenten en ook verklaringen van twee van de verdachten zelf5 is vast komen te staan dat dit de groep van zes vrouwen was, waar ook verdachte deel van uitmaakte. Op dezelfde dag om 17.35 uur zag een verbalisant bij grenswisselkantoor '[naam wisselkantoor]' op het [straat 1] zes vrouwen staan, die voldeden aan het signalement. De verbalisant zag dat één van hen een blauwe portemonnee met bankbiljetten vast had, waaronder enkele groene, die onder de vrouwen werden verdeeld. Twee van hen deden een transactie bij de medewerkster van het wisselkantoor. Eén van hen - later bleek dit medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) te zijn - had biljetten in handen. De vrouwen bleken Thais, Koreaans en Chinees geld (701 CNY) te hebben gewisseld.6 Gezien wordt dat verdachte een op een portemonnee gelijkend voorwerp in haar handen heeft en op een gegeven moment naar de kassa gaat met een aantal biljetten die zij in haar handen heeft.7

Zaak B (feit 2, ook ten laste gelegd aan alle medeverdachten)

Verbalisanten van het doelgroepenteam volgden hierna de groep vrouwen. Gezien werd dat dat zij op het [straat 1] een supermarkt inkeken waar een oudere vrouw stond die bij de kassa werd geholpen door een medewerker. De zes verdachten keken naar de vrouw en gingen na onderling overleg de winkel in. Zij liepen direct naar de kassa’s waar zij onnodig dicht schuin achter de vrouw gingen staan waardoor zij zicht hadden op handelingen van de oudere vrouw tijdens het pinnen. Na onderling overleg verlieten zij de winkel weer. Vervolgens zagen verbalisanten de zes vrouwen over het [straat 1] achter drie vrouwen met Aziatisch uiterlijk aanlopen, waarvan één later aangeefster [persoon 6] bleek te zijn. Voordat aangeefster de draaideur van de Bijenkorf binnen wilde gaan, zag een verbalisant dat de zes vrouwen zich rondom aangeefster positioneerden, dat medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) pal achter aangeefster ging lopen en dat de anderen zich rond [medeverdachte 2] bewogen. Aangeefster werd door de groep van verdachten gescheiden van haar twee vriendinnen. [medeverdachte 2] ging met haar handen naar de rugzak van aangeefster en opende de ritssluiting. Vlak voor de draaideur opende [medeverdachte 2] de tas, verdachte liep pal links naast [medeverdachte 2] en trok haar grijze lange sjaal met twee handen uit elkaar naast de rugzak van aangeefster. De verbalisant zag dat de zwarte rugzak van aangeefster helemaal open stond op het moment dat aangeefster, [medeverdachte 2] en de overigen de draaideur uit kwamen en de winkel in liepen.8 Aangeefster werd er direct door haar vriendinnen op geattendeerd dat haar rugzak open stond en bekeek de inhoud van haar rugzak. Zij miste geen spullen.9 Op camerabeelden van de Bijenkorf is binnen te zien dat [medeverdachte 2] de rugzak van aangeefster met de rechterhand vasthoudt en haar linkerhand in de tas doet. Verder is op deze beelden te zien dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT