Uitspraak Nº 13/741178-17. Rechtbank Amsterdam, 2018-09-11

ECLIECLI:NL:RBAMS:2018:6663
Date11 Septiembre 2018
Docket Number13/741178-17
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummers: 13/741178-17; 13/741086-16 (TUL), 13/741079-17 (TUL), 13/741177-16 (TUL) (Promis)

Datum uitspraak: 11 september 2018

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1984,

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] ,

gedetineerd in [detentieadres] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2018.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. R.A. Kloos en van wat verdachte en zijn raadsman mr. F. Pool naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 26 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (zijn ex-vriendin) [persoon 1] , heeft mishandeld, bestaande deze mishandeling uit het eenmaal of meermalen slaan en/of stompen in/tegen het gezicht/hoofd en/of tegen de nek en/of tegen de (linker)schouder, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1] ;

2.

(gevoegde zaak 741007-18)

hij op of omstreeks 2 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [persoon 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het onverhoeds zoenen op het hoofd van voornoemde [persoon 2] en/of uit het onverhoeds betasten van de billen van voornoemde [persoon 2] en/of het onverhoeds knijpen in de billen van voornoemde [persoon 2] ;

3.

(gevoegde zaak 741007-18)

hij op of omstreeks 5 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [persoon 3] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of lichaam van voornoemde [persoon 3] ;

4.

(gevoegde zaak 13/741007-18)

hij op of omstreeks 17 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [persoon 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het onverhoeds zoenen op de wang en/of het gezicht van voornoemde [persoon 4] en/of uit het onverhoeds betasten van de borst en/of de zij en/of de billen en/of het kruis, in elk geval het lichaam van voornoemde [persoon 4] en/of het onverhoeds knijpen in de billen van voornoemde [persoon 4] ;

5.

(Gevoegde zaak 741.105-18)

hij op of omstreeks 26 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn kind (met een leeftijd van 5 jaar oud), te weten [kind verdachte] , heeft mishandeld, bestaande deze mishandeling uit het eenmaal of meermalen

- gooien en/of duwen en/of gedrukt houden van voornoemde [kind verdachte] op/tegen de grond en/of een muur en/of een hek, in elk geval tegen een hard voorwerp en/of

- vastpakken en/of vastgepakt houden en/of (over de vloer) meesleuren aan de (boven)arm(en) en/of nek/hals van voornoemde [kind verdachte] .

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs
4.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle 5. ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd.

Voor bewezenverklaring van het onder 1. ten laste gelegde bevat het dossier een aangifte van het slachtoffer [persoon 1] , een verklaring van getuige [getuige 1] en een letselbeschrijving.

Voor het onder 2. ten laste gelegde zijn er de aangifte van het slachtoffer [persoon 2] en de verklaring van getuige [getuige 2] . Hoewel voor het onder 4. ten laste gelegde naast de aangifte van het slachtoffer verder geen direct bewijsmiddel in het dossier zit, is er wel de verklaring van de getuige [getuige 3] die in de winkel komt, het slachtoffer zeer ontdaan aantreft en van haar hoort wat er is gebeurd. Verdachte is op het moment dat de getuige binnenkomt nog in de zaak en komt later ook nog terug. In onderling verband en samenhang beschouwd met het onder 2. ten laste gelegde kan ook dit feit wettig en overtuigend worden bewezen.

Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde is er aangifte gedaan door het slachtoffer [persoon 3] . In het dossier zit verder een beschrijving van haar letsel. Verdachte heeft de lezing van het slachtoffer, dat zij zijn ketting had afgepakt, bevestigd. Gelet daarop kan de mishandeling dan ook worden bewezen.

Voor het onder 5. ten laste gelegde bevat het dossier drie verklaringen, van getuigen [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] . Onduidelijk is in hoeverre het zoontje van verdachte letsel heeft opgelopen. Maar op basis van de getuigenverklaringen en de aangifte van de moeder van het jongetje, is het meer dan aannemelijk te achten dat hij pijn heeft gehad door wat verdachte heeft gedaan.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken dient te worden van alle hem tenlastegelegde feiten.

Met betrekking tot feit 1. heeft de raadsman aangevoerd dat de lezingen van verdachte en [persoon 1] over het gebeuren verschillen. Hoewel de verbalisant een klein sneetje bij haar neus heeft waargenomen, verhoudt dit zich niet tot het geweld waarover [persoon 1] in haar aangifte heeft verklaard. Haar letsel zou in dat geval veel ernstiger moeten zijn geweest. Het sneetje past wel bij de verklaring die verdachte heeft afgelegd over wat er is gebeurd. Zijn ex-vriendin heeft hem aangevallen. Zij is de agressor geweest. De verklaringen van aangeefster en getuige [getuige 1] zijn onbetrouwbaar en daarom dient vrijspraak te volgen.

Verdachte ontkent de beschuldigingen zoals onder 2. en 4. ten laste zijn gelegd. Wel erkent hij dat zijn hand per ongeluk op de billen van [persoon 2] terecht is gekomen. Verdachte is gewoon zeer enthousiast geweest. Hij heeft geen opzet gehad. Er was geen sprake van seksuele intenties of het uitoefenen van dwang.

Aangeefster [persoon 4] heeft pas enkele weken na het vermeende feit aangifte gedaan. Dit is opmerkelijk te noemen. Tijdens het informatief gesprek zeden verklaarde zij namelijk dat zij niet wilde dat de man nog eens zoiets zou doen. In dat geval had zij meteen aangifte moeten doen. Uit de verklaring van [persoon 4] blijkt niet duidelijk of zij alleen in de bakkerij was met verdachte ten tijde van het gebeuren. Klanten die mogelijk nog in de winkel zijn geweest, zijn onbekend gebleven. De getuige [getuige 3] twijfelt in haar verklaring over enkele zaken.

Ten aanzien van feit 2. heeft de politie geen onderzoek gedaan naar de man met wie verdachte in de zaak was. [persoon 2] heeft verklaard dat verdachte ook medewerksters van de drogisterij naast de bakkerij zou hebben lastig gevallen. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 18 mei 2018 blijkt echter dat zij daar nooit last van hem hebben gehad.

Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde bevat het dossier enkel de verklaringen van aangeefster en van verdachte. Daarom moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken.

Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de drie getuigen elkaar kenden. Het is onwaarschijnlijk dat, als is gebeurd wat de getuigen hebben verklaard, geen enkele omstander heeft ingegrepen. Er is geen letsel vastgesteld bij de zoon van verdachte. Zijn moeder heeft naderhand verklaard dat het goed met hem ging. De verklaring van de oma lijkt dan ook aannemelijk, dat alles enorm is opgeblazen. Bij gebrek aan overtuigend bewijs moet verdachte dan ook worden vrijgesproken.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

Vrijspraak van het onder 3. ten laste gelegde

De rechtbank acht niet bewezen wat onder 3. is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat, gelet op de stukken in het dossier, er iets is voorgevallen tussen verdachte en aangeefster [persoon 3] . De rechtbank is van oordeel dat daarmee alleen nog niet kan worden gezegd dat verdachte aangeefster ook heeft mishandeld. Het dossier bevat hiervoor enkel de verklaring van aangeefster. In het dossier zit een foto van de rechterzijde van het gezicht van aangeefster waarop een kras naast haar mondhoek te zien is. Dit letsel sluit naar het oordeel van de rechtbank niet één...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT