Uitspraak Nº 13/799 WWB. Centrale Raad van Beroep, 2015-12-29
ECLI | ECLI:NL:CRVB:2015:4937 |
Date | 29 Diciembre 2015 |
Docket Number | 13/799 WWB |
Court | Centrale Raad van Beroep (Nederland) |
13/799 WWB, 15/400 WWB
Datum uitspraak: 29 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
10 januari 2013, 12/1857 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 4 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3691, een tussenuitspraak gedaan. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college op 17 december 2014 een nieuw besluit genomen (nader besluit).
Bij brief van 14 januari 2015 heeft mr. R. Kuijer, advocaat, namens appellant een zienswijze over dat besluit naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de Raad afgezien van een nader onderzoek ter zitting.
Vervolgens heeft de Raad het onderzoek gesloten.
1. De Raad verwijst naar de tussenuitspraak voor een uiteenzetting van de feiten waarvan hij uitgaat bij zijn oordeelsvorming. Hij volstaat hier met het volgende.
2. De Raad heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat appellant zich in de te beoordelen periode aan de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde vervangende hechtenis heeft onttrokken. Het onderzoek daarnaar is onzorgvuldig geweest. De door het college overgelegde stukken zijn niet alleen minimaal maar bovendien niet verifieerbaar. De stukken van de betekening ontbreken en uit de stukken kan niet worden afgeleid waarop de conclusie is gebaseerd dat appellant wel in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA, thans Basisregistratie Personen) staat ingeschreven op het adres [GBA-adres] te [woonplaats] (GBA-adres), maar daar niet daadwerkelijk woonachtig is. Evenmin blijkt uit de informatie van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) dat nadat appellant in het opsporingsregister was opgenomen door Justitie één of meer pogingen zijn ondernomen tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.
Bij het nader besluit heeft het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van
30 november 2011 in zoverre gegrond verklaard dat het college de periode van intrekking en terugvordering heeft beperkt en de bijstand van appellant met ingang van 1 november 2011 heeft ingetrokken en de over de periode van 1 november 2011 tot en met 30 november 2011 gemaakte...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT