Uitspraak Nº 13/997097-16. Rechtbank Amsterdam, 2018-04-19

ECLIECLI:NL:RBAMS:2018:2504
Date19 Abril 2018
Docket Number13/997097-16
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/997097-16 (Promis)

Datum uitspraak: 19 april 2018

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens] 1980,

zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres] .

DEEL 1: INLEIDING

1 Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank wijst dit vonnis naar aanleiding van het onderzoek op de zittingen van 19 januari (pro forma), 7, 9, 13, 15 en 19 maart (5 dagen inhoudelijke behandeling) en 5 april (sluiting) 2018.

Het Openbaar Ministerie is op die zittingen in wisselende samenstellingen vertegenwoordigd door mrs. A.S. Bijleveld, J. Plooij, O.F. Brouwer en T.W. d’Anjou, allen officier van justitie. In het vervolg zullen zij gezamenlijk worden aangeduid als ‘de officier van justitie’. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie.

Verdachte is aanwezig geweest op de zittingen van 19 januari en 7 maart 2018. Op alle zittingen werd verdachte in wisselende samenstellingen bijgestaan of vertegenwoordigd door zijn raadslieden, te weten mrs. I.N. Weski, S. Splinter en F.G.L. van Ardenne. In het vervolg zullen zij gezamenlijk worden aangeduid als ‘de verdediging’. De rechtbank heeft kennisgenomen van wat verdachte en zijn verdediging naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging
2.1.

Achtergrond van de zaak

De rechtbank wijst dit vonnis in het strafrechtelijk onderzoek Tandem II. Dit onderzoek komt voort uit het onderzoek Tandem. In het onderzoek Tandem zijn vijf mannen ( [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] ) in eerste aanleg bij vonnissen van 20 juli 2017 door de rechtbank veroordeeld voor (onder meer) hun betrokkenheid bij een liquidatiepoging op [doelwit] in 2015. In de periode rondom die liquidatiepoging hebben [naam 3] en [naam 4] via beveiligde telefoons contact gehad met de gebruiker van het e‑mailadres [gebruiker 1] (deze gebruiker zal hierna [gebruiker 1] worden genoemd).

Het onderzoek Tandem II richt zich op de vraag of verdachte [gebruiker 1] is geweest en of [gebruiker 1] een strafbare betrokkenheid heeft gehad bij de liquidatiepoging. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij bij zijn aanhouding in 2016 in Ierland voorwerpen en geldbedragen voorhanden had die van misdrijf afkomstig waren. Tot slot zijn twee oudere, openstaande strafzaken tegen verdachte bij deze zaak gevoegd. In het vervolg zullen de onderzoeken Tandem en Tandem II gezamenlijk aangeduid worden als onderzoek Tandem.1

2.2.

Samenvatting van de tenlastelegging

Verdachte wordt samengevat verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:

  1. het witwassen van 10.747,90 euro (2012);

  2. het doen verstrekken van een Nederlands paspoort op basis van valse persoonsgegevens (2014);

  3. de poging tot moord op [doelwit] (2015);

  4. het witwassen van geldbedragen, horloges en telefoons in Ierland (2016).

De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 bij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt hiervan deel uit.

2.3.

Samenvatting van het vonnis

De officier van justitie stelt in reactie op de door de verdediging gevoerde verweren dat geen sprake is van vormverzuimen en vordert dat verdachte voor alle vier de strafbare feiten wordt veroordeeld. De officier van justitie verzoekt de rechtbank verdachte daarvoor een gevangenisstraf van twintig jaar op te leggen.

De verdediging stelt dat sprake is van een groot aantal vormverzuimen. De verdediging verbindt daaraan de consequentie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en anders dat sprake moet zijn van volledige bewijsuitsluiting. Met of zonder bewijsuitsluiting vindt de verdediging dat niet is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, zodat hij in elk geval moet worden vrijgesproken.

De rechtbank komt samengevat tot de volgende oordelen:

  • -

    het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte;

  • -

    ten aanzien van niet vernietigde, in het dossier opgenomen, berichten van professioneel verschoningsgerechtigden is sprake van een vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting leidt. Verder heeft de rechtbank geen vormverzuimen vastgesteld waaraan enige consequentie moeten worden verbonden;

  • -

    de overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van feit 1 leidt ertoe dat de rechtbank ten aanzien van dat feit geen (aanvullende) straf op zal leggen.

  • -

    De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte feit 2 heeft gepleegd. De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte de feiten 1, 3 en 4 heeft gepleegd. Voor die feiten legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf van achttien jaar op.

In het vervolg van het vonnis zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot haar conclusies komt. Waar dat nodig is zal de rechtbank de standpunten van de officier van justitie en de verdediging uitgebreider bespreken.

De rechtbank zal eerst enkele, meer algemene onderwerpen bespreken. Vervolgens zal de rechtbank in deel 2 de gestelde vormverzuimen behandelen. In deel 3 bespreekt de rechtbank in hoeverre de verschillende feiten zijn bewezen. Tot slot legt de rechtbank in deel 4 uit hoe zij komt tot de strafoplegging in deze zaak.

3 Algemene overwegingen met betrekking tot deze zaak
3.1

Ennetcom-data, Tandem-dataset en Hansken

3.1.1.

Ennetcom-data

De Nederlandse autoriteiten hebben op 8 april 2016 door middel van een rechtshulpverzoek (hierna: RHV) aan Canada gevraagd te assisteren bij een strafrechtelijk onderzoek tegen het bedrijf Ennetcom, het onderzoek De Vink. Dit verzoek is daarnaast gedaan in drie andere onderzoeken, te weten Koper, Rendlia en Rooibos. Het verzoek had geen betrekking op het onderzoek Tandem.

Ennetcom is een Nederlands bedrijf dat beveiligde BlackBerry-telefoons aanbood. Met deze zogenaamde Pretty Good Privacy-telefoons (hierna: PGP-telefoons) is het mogelijk om versleutelde e-mailberichten en notities op te stellen en te verzenden. Het gebruik van deze telefoons voor andere doeleinden, zoals bijvoorbeeld bellen, is niet mogelijk. Uit de resultaten van het onderzoek naar Ennetcom bleek dat de PGP-telefoons van Ennetcom gebruik maakten van servers die in Canada werden gehuurd.

In het RHV vroeg Nederland aan Canada om op of rond 19 april 2016 de door Ennetcom gehuurde servers ten minste 24 uur ontoegankelijk te maken, de data op deze servers forensisch veilig te stellen en om gegevens op te vragen over deze servers bij de verhuurder in Canada.

Op 13 september 2016 besliste de Canadese rechter op een verzoek van Nederland om de bij Ennetcom in beslag genomen data (hierna: de Ennetcom-data) aan Nederland te verstrekken. De Canadese rechter stond dit verzoek toe in de vier genoemde onderzoeken waarin verzocht was om de data veilig te stellen. De Canadese rechter voorzag dat ook andere Nederlandse opsporingsonderzoeken interesse zouden kunnen hebben in de Ennetcom-data, maar wilde voorkomen dat de Nederlandse autoriteiten een ‘fishing expedition’ zouden gaan uitvoeren in deze grote hoeveelheid data. Om de rechten van derden te beschermen, bepaalde de Canadese rechter dat voor toegang tot de Ennetcom-data in andere dan de vier genoemde onderzoeken een Nederlandse rechter van te voren een machtiging moest afgeven.

3.1.2.

Tandem-dataset

Het onderzoeksteam in het onderzoek Tandem wilde toegang tot de Ennetcom-data. Daarom is door het Openbaar Ministerie aan de rechter-commissaris om toestemming verzocht. Het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kent geen constructie om de door de Canadese rechter bedoelde machtiging af te geven. Daarom heeft de rechter-commissaris gezocht naar een mogelijkheid om recht te doen aan het Nederlandse systeem van strafvordering en aan de beslissing van de Canadese rechter. De rechter-commissaris is op basis van artikel 181 Sv bevoegd om zelf opsporingshandelingen te verrichten en hij kan opsporingshandelingen op basis van artikel 177 Sv delegeren aan opsporingsambtenaren. Dat is wat hij in deze zaak heeft gedaan.

De rechter-commissaris heeft voor het beantwoorden van de vraag of in het onderzoek Tandem toegang verleend mag worden tot de Ennetcom-data aansluiting gezocht bij artikel 126ng, tweede lid, Sv. Die bepaling zou moeten worden toegepast indien bij een Nederlandse telecomaanbieder gegevens vergelijkbaar met de Ennetcom-data worden opgevraagd. Op die manier heeft de rechter-commissaris, zoals ook de Canadese rechter voor ogen stond, de rechten van derden willen beschermen. Artikel 126ng, tweede lid, Sv omvat drie vereisten waaraan voldaan moet worden:

  1. het moet gaan om een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan en dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert;

  2. het belang van het onderzoek moet dringend vorderen dat toegang tot de gegevens wordt verkregen;

  3. het moet gaan om gegevens die klaarblijkelijk van de verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn, op hem betrekking hebben of tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend, of met betrekking tot welke gegevens klaarblijkelijk het strafbare feit is gepleegd.

De rechter-commissaris oordeelde vervolgens dat in het onderzoek Tandem aan deze voorwaarden is voldaan en dat het onderzoeksteam onderzoek kan verrichten aan de Ennetcom‑data. Dat onderzoek is wel in omvang beperkt, omdat het moest worden verricht aan de hand van een door de rechter‑commissaris vooraf goedgekeurd specifiek plan van aanpak. Aan de hand van zoektermen in de door de rechter-commissaris goedgekeurde plannen van aanpak zijn de Ennetcom-data als het ware gefilterd. Het onderzoeksteam Tandem kon alleen verder onderzoek doen naar de gegevens die door middel van die zoektermen waren verkregen. Die gegevens (hierna ook wel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT